Luk. 1:41 We lezen in Luk. 1:29 dat de engel Gabriël, die de geboorte van de Here Jezus aankondigt, Maria groet met: En verderop: De HÉRE, Die Zelf vol is van genade, heeft zijn genade bewezen, geschonken aan Maria. Ten eerste zijn genade dat Maria tot het volk Israël mag behoren en dat zij mag geloven. Maar nu in het bijzonder ook de genade, dat zij de moeder mag zijn van Gods Zoon, die ook haar Verlosser is! Dàt is de genade die haar te beurt valt, die zij mag ontvangen van de HERE God die rijk is aan barmhartigheid en goedertierenheid. Maria heeft die genade niet van zichzelf, zoals de roomse kerk ons dat wil wijsmaken. Alleen door Gods genade is Maria een heel bijzondere moeder geworden, zoals er geen enkele geweest is en ooit zal zijn. Dat laatste wordt nog eens bevestigd door haar tante Elisabet als die haar in vers 42 begroet met: Op die onbegrijpelijke rijke gunst antwoordt Maria gelovig. Niet dat zij dan al alles heeft begrepen. Zij heeft de engel ook eerst om nadere uitleg gevraagd (vers 34). Dat was geen ongeloofsvraag van Maria, maar een vraag naar toelichting. Toen antwoordde de engel haar: Deze boodschap had een enorme diepgang en een ongedachte omvang. Het was ook daarom een boodschap die veel geloof vroeg. Een gelovig aanvaarden van wat te hoog en te verheven is voor een mens om te kunnen doorgronden. Maar Maria krijgt ook dat geloof als genadegave. Zij neemt dan gelovig aan wat ze hoorde. Ook al gaat het haar bevattingsvermogen ver te boven (vers 38): Maria laat zo blijken dat zij zich gewillig wil geven aan de Here. De engel verzekert haar dan dat de toegezegde belofte-woorden vast en zeker zullen gebeuren, want geen woord dat van God komt, zal krachteloos zijn. Zo wordt haar geloof in het wonder vastgemaakt door Gods beloftewoord. Ook Elisabet onderstreept dan die zekerheid, wanneer zij haar begroeting van Maria besluit met (vers 45): Maria gelooft, maar en dat is wéér genade zij kan zich dan niet meer stilhouden! Als Elisabet is uitgesproken, getuigt ze niet alleen van haar geloof, maar wat meer is ze roemt en prijst de Here om zijn heerlijkheid en zijn grote daden van trouw en ontferming. Maria gelooft en daarom spreekt ze, ja, zingt ze, ons ten voorbeeld (Ps. 116:10, vergelijk 2 Kor. 4:13). In Marias lofzang, ontlokt en geïnspireerd door de Heilige Geest, zingt zo ook de kerk van alle tijden en plaatsen. Maria wordt daarbij geleid door wat Gods Woord haar aanreikt. In belangrijke mate zijn er overeenkomsten met de lofzang van Hanna (1 Sam. 2). Ook gebruikt ze andere citaten uit onder meer het Boek van de Psalmen. Marias lofzang is een geloofsreactie op wat de Here heeft toegezegd en inmiddels al heeft waargemaakt in de Vrucht van haar schoot. We horen hier dus niet een aanstaande moeder die zèlf vol van genade is, maar een vrouw die zich dienstmaagd noemt en zich verheugt in haar Here en God. Haar Heiland. Zo begint zij ook (vers 46, 47): Marias innerlijk, haar intiemste gevoelens en gedachten zijn gericht op haar Here en Heiland. Mijn ziel en mijn geest, zegt ze. Met al wat in haar is, wil ze de Hére grootmaken (vergelijk Ps. 103:1,2,22). Grootmaken is Gods grootheid uitroepen, zijn verheven majesteit en heerlijkheid uitzingen, zijn grote naam openlijk prijzen en eren. Marias hart is vervuld met dankbaarheid en vreugde over haar God, die haar Verlosser is. Waar haar hart vol van is, stroomt haar mond van over. Van de redenen voor het prijzen van de Here, noemt ze in haar lied als eerste: Maria kent zichzelf als dienstmaagd van haar Here. Als een jonge vrouw, die de Here mag vrezen en Hem van harte wil dienen. Ze zegt dat de Here naar haar lage staat heeft omgezien. Wat bedoelt ze daarmee? Letterlijk staat er dat de Here haar lage staat heeft aangezien. Hij zag Maria aan in haar nederige positie, liefdevol in zijn gunst. Allereerst moeten we bedenken dat Maria als mensenkind weet dat ze zoiets niet waard is. Maar verder ook dat ze beseft niet tot de aanzienlijken van Israël te behoren. Integendeel, ze is maar zeer eenvoudig. Dat blijkt wel uit de omstandigheden waarin de Here Jezus geboren zal worden. Het kan ook insluiten dat ze op grond van haar afkomst een bétere positie had mogen verwachten, maar nu toch maar met een nederige positie genoegen moet nemen. Maria is immers zeer waarschijnlijk net als Jozef uit het koningshuis van David afkomstig. Van Jozef staat dit duidelijk vermeld in de Schrift, maar van Maria kan dit worden afgeleid uit wat de engel tot haar zegt, nl. dat de Here Jezus geboren zal worden, zonder toedoen van een man, dus zonder Jozef als vader, maar toch met David als voorvader (Luk. 1:32-35). Maria neemt dit feit gewoon aan, terwijl ze dan nog niet wettig getrouwd is met Jozef. Maria geeft nu in haar lied aan dat zij juist tegen de achtergrond van haar nederige positie, zeer verrast is dat de Zoon van God uit háár geboren mag worden. Dat is voor haar een ongedacht grote gunst, waarvoor ze de Here uitbundig wil prijzen. Maar Maria noemt God niet alleen haar Heiland, haar Verlosser, omdat ze nu een voornamere positie onder Gods volk mag innemen. Maar juist omdat ze zo mag meewerken aan de voortgang van Gods verlossing, die met de geboorte van de Messias de vervulling van de moederbelofte zal brengen. Haar vreugde lijkt op die van Lea bij de geboorte van Ruben, en op die van Hanna bij de geboorte van Samuël. Ook deze moeders zagen zich toen door de Here verrassend en vol dankbaarheid geplaatst op de weg van de bouw van Gods Koninkrijk. Maria begrijpt dat dit voor haar ook werkelijkheid zal worden. Maar zij zal dan zelfs de moeder van de Messias Zèlf worden! Daarom verbindt ze als gelovig meisje aan dit genadig op háár neerzien, ook de verlóssing van héél het volk van God. Ze bezingt zo dat de Here zijn beloften tot vervulling zal brengen. En dat zij door Gods genade daaraan als dienstmaagd van de Here dienstbaar mag zijn. Dat betekent niet alleen een geweldig grote eer voor haarzelf, maar vooral een geweldige stap van de Here richting de verlossing van de hele wereld! Het betreft niet alleen haar persoon, maar alle geslachten van hen aan wie de Here zijn genade zal schenken. Ze zegt in vers 49: Alle geslachten die zullen horen bij het verbond met Abraham (vers 55), zullen nu ook mogen delen in de vreugde van Maria. De kerk van alle plaatsen en tijden zal haar gelukkig prijzen, omdat haar kind de Zaligmaker van de wéreld is. De Zoon van God, de lang beloofde Zoon van David, de Messias. Maar de eigenlijke lof zal van die geslachten daarbij uitgaan naar God, de Almachtige Vader. Vers 50: Gods genadig aanzien
Gezegend zijt gij
Ik heb geloofd, daarom spreek ik
Lage staat
Alle geslachten