Onze ware identiteit is van onschatbare waarde! (1)


Waaraan ontleen jij je identiteit? Vind je geld, status, een goede opleiding en de allernieuwste mobieltjes belangrijk? Identiteit wordt vaak bepaald door hoe we eruit zien, door onze kledingstijl, de muziek die we beluisteren en het aantal vrienden dat wij op facebook hebben. Maar waarin vinden wij onze ware identiteit? Is dat in aardse zaken of is dat in de Here?

Wat verstaan we onder identiteit?

Identiteit betekent een eigen persoonlijkheid hebben, dat wat je onderscheidt van anderen. Het is een eenheid van je wezen. Het is wie je bent zoals je bent. Dat is je uiterlijk, maar ook je innerlijk, je karaktereigenschappen bijvoorbeeld en je gedachten en gevoelens. Allemaal zaken die bij je horen en niet bij je zijn weg te denken. Identiteit kun je ook zien als een kenmerk, iets waaraan je iemand of een groep kunt herkennen.

Waaraan kun je je identiteit aflezen?

Wat jou tot jezelf maakt wordt bepaald door een aantal belangrijke aspecten. Allereerst door iets waaraan iedereen je kan herkennen, en dat is je naam en of je een man bent of een vrouw. Identiteit wordt ook mee bepaald door je normen en waarden. Dit zijn de dingen die je voor waar houdt en belangrijk vindt en waar je ook naar handelt in je leven. Ook je vaardigheden en je gedrag spelen een rol. Daarnaast kan de omgeving, zoals je ouders of je vrienden ook een bijdrage leveren in je identiteit, als het gaat om je mening vormen bijvoorbeeld. Toch is er een heel belangrijk aspect dat we nog niet genoemd hebben als we spreken over identiteit. Deze ware identiteit heb jij, maar hebben we ook gezamenlijk als gemeente en kerkleden. Het is namelijk dat wij kinderen van de HERE zijn. Een doorslaggevend onderdeel dat vormend is voor heel ons leven.

Wat is jouw ware identiteit?

Wat bekent het woordje ware in deze context? Het betekent écht, daadwerkelijk, we kunnen er niet omheen, het is iets dat bij ons hoort. Het gaat hier om iets heel vertrouwends, een zeker weten, een stellig weten. Een innerlijke vrede, een totale rust dat onze identiteit terug te vinden is in de HERE. Als we eens uitvoeriger gaan bekijken wat deze ware identiteit inhoudt, is het belangrijk terug te gaan naar onze oorsprong, daar waar het allemaal begonnen is. Hiervoor gaan we terug naar de schepping, de dag dat de HERE de mens schiep.

Door God geschapen

Om onze oorsprong te ontdekken gaan we de Bijbel erbij pakken. Die geeft ons een duidelijk beeld. Kijk maar in Genesis 1:27:

En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.

 

Man èn vrouw schiep hij hen. Ook jij bent geschapen, geboren als man of vrouw. God vormde Adam uit het stof der aarde en blies adem in zijn neus. Moet je eens voorstellen, uit het stof der aarde bouwt de HERE een mens. Het stof verandert in een levende ziel. Een ziel die kan praten, kan zingen, kan denken en voelen. De HERE wilde geen robots, maar levende wezens die Hem zouden dienen. Mensen met gevoel. De HERE heeft hier goed over nagedacht toen Hij de mens schiep. Het is weloverlegd en bewust uitgevoerd. In detail had Hij al bepaald hoe de man en de vrouw eruit zouden komen te zien. Adam was geschapen en de HERE vond het niet goed dat de mens alleen zou zijn, Genesis 2:18. De Here bouwde de vrouw uit een rib van de man, zoals geschreven staat in Genesis 2:21-23. Zo zijn beide geslachten uniek in zijn ogen. De mens is op de zesde dag volmaakt en naar zijn beeld geschapen. Met het beeld van God zijn wordt hier dan niet het uiterlijk bedoeld, maar het gaat erom dat de mens geschapen is naar Gods beeld in waarachtige gerechtigheid en heiligheid (Ef. 4:24). Wat verwonderend! God heeft de mens zo lief gehad. Hij heeft mij ook persoonljk hier al op het oog gehad. Door alle geslachten van de mensheid heen. Hij wist al wat er zou komen, alle namen stonden al in zijn boek opgeschreven van het begin af aan. Wat voel je je dan klein als je mag weten dat je gewild bent door de HERE en dat je een parel mag zijn in zijn handen. Je mag erop rekenen dat Hij heel erg zuinig op je is en dat Hij het beste met je voorheeft. De HERE is zo groot dat Hij jou geformeerd heeft met zijn machtige handen. Je mag Hem danken voor jouw komst in de wereld en blij zijn om wat Hij verricht heeft.

Psalm 8 is een mooie psalm van David die openlijk spreekt over dat werk, de schepping door onze HERE. Hierin lees je de lof op de mens als de kroon op Gods schepping. Zoek hem maar op in je kerkboekje en lees hem maar aandachtig door.

Hij doorgrondt mij

Onze God is een God van Majesteit, maar Hij is ook een alwetende en alomtegenwoordige God. Hij kent jou persoonlijk en is met je begaan. Hij volgt je en is bij je. Hier wordt in Psalm 139 heel fijn over gesproken. Hij doorgrondt je en kent je innerlijk volkomen; dat is helemaal, van top tot teen, van binnen en van buiten, zonder beperkingen.

 

HERE, U doorgrondt en kent mij;

U kent mijn zitten en mijn opstaan,

U verstaat van verre mijn gedachten;

U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen,

met al mijn wegen bent U vertrouwd.

Want er is geen woord op mijn tong,

of, zie, HERE, U kent het volkomen;

U omgeeft mij van achteren en van voren

en U legt uw hand op mij.

Het begrijpen is mij te wonderbaar,

te verheven, ik kan er niet bij.

 

De HERE kent je tot in het diepste van je hart. Hij kent je gevoelens, verlangens en gedachten. Wat heerlijk, voor de Here hoef je niets te verbergen. Je bent een open boek voor Hem. Hij is bij je, elk uur, elk moment, elk ogenblik. Wanneer je naar school gaat of aan het werk bent. Wanneer je aan het koken bent of aan het sporten. Ook als je in de kerk zit en luistert naar zijn Woord, ziet Hij je. Niet alleen op de hoogtijdagen wanneer alles op rolletjes loopt is de HERE bij je, maar ook op de momenten als het iets minder gaat. Wanneer je ligt of als je staat. In de gewone alledaagse dingen ziet de HERE je. Hij wil een levende band met jou, want Hij is vertrouwd met al je wegen.

Hij is overal om mij heen

Waarheen zou ik gaan voor uw Geest,

waarheen vlieden voor uw aangezicht?

Steeg ik ten hemel U bent daar,

of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde U bent er;

nam ik vleugelen van de dageraad,

ging ik wonen aan het uiterste der zee,

ook daar zou uw hand mij geleiden,

uw rechterhand mij vastgrijpen.

Zeide ik: Duisternis moge mij overvallen,

dan is de nacht een licht om mij heen;

zelfs de duisternis verbergt niet voor U,

maar de nacht licht als de dag,

de duisternis is als het licht.

 

Overal is God, op elke plaats, in elke hoek van je kamer, tot aan de uitersten der aarde; al zou je naar de andere kant van de wereld gaan, ook daar is de HERE. Ook daar volgt Hij jou en gaat met je mee. Weglopen kun je niet, want waar je ook gaat, je ontkomt niet aan zijn nabijheid. Ook al zou je naar de hemel kunnen vliegen, ook daar zal de HERE je vinden. Al ging je naar het land van de doden, ook daar zou je de HERE vinden. Niets verbergt zich voor zijn aangezicht. Hij kijkt naar je en heeft toezicht op je leven. Hij ziet je als je probeert als zijn kind te leven. Zelfs in je donkerste nacht is Hij nog bij je, Hij kijkt er zo dwars door heen.

Hij heeft mij gevormd

Want U hebt mijn nieren gevormd,

mij in de schoot van mijn moeder geweven.

Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid,

wonderbaar zijn uw werken;

mijn ziel weet dat zeer wel.

Mijn gebeente was voor U niet verholen,

toen ik in het verborgene gemaakt werd,

gewrocht in de diepten van het aardrijk;

uw ogen zagen mijn vormeloos begin;

in uw boek waren zij alle opgeschreven,

de dagen, die geformeerd zouden worden,

toen nog geen daarvan bestond.

Hoe kostelijk zijn mij uw gedachten, o God,

hoe overweldigend is haar getal.

Wilde ik ze tellen, zij zijn talrijker dan het zand;

als ik ontwaak, dan ben ik nog bij U.

 

Prachtig! Hij heeft je gemaakt, geschapen, Hij zag je al toen je nog in de moederschoot zat. De HERE kende je toen ook al bij naam, Hij zag je als zijn kind. Hij wist al vanaf het begin hoe jouw leven er uit zou komen te zien, zelfs toen jij er zelf nog niet was. Je lichaam met handen, voeten, hoofd en benen, elk detail is door zijn handen gemaakt. Hij heeft je persoonlijke gaven gegeven, zoals Hij ook iedereen gaven geeft, zoals Hij ze wil geven. Loof de HERE voor het ontzaggelijke wonder van je bestaan. Hoe kostelijk zijn zijn gedachten. Je kunt ze niet tellen noch doorgronden.

 

O God, dat U toch de goddelozen ombracht

u, mannen des bloeds, wijkt van mij

die arglistig tegen U spreken

en uw naam tot leugen gebruiken, uw tegenstanders.

Zou ik niet haten, HERE, wie U haten,

niet verafschuwen wie tegen U opstaan?

Ik haat hen met een volkomen haat,

tot vijanden zijn zij mij.

Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart,

toets mij en ken mijn gedachten;

zie, of bij mij een heilloze weg is,

en leid mij op de eeuwige weg.

 

Ineens slaat de toon van de psalm om. Zal ik niet haten wie U haten? Er zijn mensen die niet geloven en die misbruik maken van de naam van de HERE. Zij geloven niet in de Schepper van hemel en aarde. Wat zal dat de HERE veel verdriet doen, dat mensen Hem zelfs haten. Zij hebben Hem niet lief. De HERE spreekt zichzelf niet tegen als Hij zegt dat je je vijanden lief moet hebben. Dit heeft Hij nadrukkelijk gezegd in Mattheüs 5:44-48. Je hebt dan ook niet te strijden tegen de schepselen zelf (bloed en vlees) maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Efez. 6:12). Zij worden een vijand voor je, omdat zij vijand van de HERE zijn. De psalm eindigt schitterend met een roepen naar de HERE: Doorgrond mij maar HERE, ken mijn hart maar. Toets mij maar of ik op de goede weg zit. HERE, schud mij maar door elkaar als ik van u afdwaal. Laat mij niet los HERE, maar houd mij vast.

Mijn totale afhankelijkheid van Hem

Je hoeft niet bang te zijn voor Hem en allerminst bang te zijn dat Hij alles van je weet. Hij heeft je immers zelf geformeerd, wie zou je dan beter kennen dan Hij? Wat een rijke troost en wat een rust mag je ervaren als je dat rustig op je in laat werken. God overzag je hele levensweg, vanaf het begin tot aan nu en het pad dat voor je ligt, de toekomst.

Verdrietig is het dat God ook je zonden ziet, je zondige gedachten, de woorden waar je anderen pijn mee doet of hebt gedaan en de dingen die je naliet, die je juist zou hebben moeten doen. Wist de HERE deze maar niet, denk je dan misschien wel eens, maar ook deze aard van de mens is voor God niet vreemd.

 

Je ziet in deze psalm een totale afhankelijkheid van de HERE tot uitdrukking komen. Een toevlucht naar de HERE en een zeker weten dat je bij Hem mag schuilen; Hij kent je beter dan je jezelf kent. De HERE accepteert geen zonden van zijn kinderen. Hij wordt hier boos om en vertoornt zich over jouw zonden. Je mag je zonden oprecht voor Hem belijden en dan zal Hij ze je ook vergeven. Hij wil je helpen de smalle weg te vervolgen, gezamenlijk op weg te gaan aan Vaders hand. Je mag je volledig overgeven aan Hem.

Wil God zo ook werkelijkheid voor je zijn, dan zul je ook echt een levende omgang met God moeten hebben door middel van Bijbellezen en gebed. Zo oefen je je erin dat je je bewust bent dat God overal om je heen is en dat je zeker mag weten dat Hij er is, ook al voel je dat misschien niet altijd. Je mag dan vertrouwen op zijn beloften.

Deze beloften zijn geldig tot in de lengte van dagen. Dat heeft de Vader je beloofd.

 

In het volgende en laatste deel van dit artikel gaan we dieper in op het liefdesverbond dat Hij met ons aangegaan is. Ook kun je lezen hoe je leven met deze ware identiteit inhoud krijgt door een vertrouwende band te hebben met onze Vader door middel van gebed en Bijbellezen.