Altijd hervormen


Eens goed, altijd goed. Eens gelovig, altijd gelovig. Eens één, altijd één.Is dat zo? In de kerk niet. Daar is veel strijd. Is dat nu echt niet te voorkomen? Vrede, rust, o wat fijn, daar verlangen we naar. In de samenleving van deze wereld. In de kerk. Er zijn voorbeelden van grote kerkelijke eenheid. Kijk eens naar de Rooms-Katholieke Kerk, sinds 1517 geen wereldwijde scheuringen. En zie de Protestantse Kerk in Nederland. Het resultaat van een samensmelting van drie kerkgemeenschappen, en daarna geen scheuring. De PKN wil nog meer gelovigen verenigen, nodigt kleinere kerken tot een gesprek en organiseert uitwisseling van predikanten, waaronder de Christelijke Gereformeerde Kerken. Is dat tot welzijn van de gelovigen? Wie moet het in de kerk voor het zeggen hebben?

De worsteling van Luther

Luther is opgegroeid en opgeleid in de Rooms-Katholieke Kerk. Toen de enige kerk in West Europa. Hij was daar voorganger en professor in de theologie. In de jaren 1512 en 1513 groeide bij hem het inzicht in Gods Woord. Dat kwam met name door de bestudering van de brief aan de Romeinen. In die brief las hij voor hem wonderlijke woorden: de gerechtigheid van God wordt geopenbaard in het evangelie (Rom. 1:16). Daar begreep hij tot op dat moment niets van. Pal daarachter las hij dat de rechtvaardige uit geloof zal leven (Rom. 1:17).

Het was voor hem als geheimtaal. Langzamerhand groeide bij hem het inzicht dat de gerechtigheid van God niet de straffende hand van God is, die slaat uit vergelding voor de zonden; maar dat de gerechtigheid van God een gevende hand is, die zonden vergeeft en dat God die vergeving uit genade geeft aan iedereen die gelooft in Christus.

De schellen van de roomse leer, die van de zondaar betaling eiste aan de kerk om aan Gods gerechtigheid te voldoen, vielen hem van de ogen. Dat was voor hem een grote ontdekking. Hij nam Jezus aan als zijn Verlosser, door het geloof.

Hij ging zien dat de Bijbelse leer van het belijden van zondeschuld en het weer onberispelijk voor God kunnen naderen wel bestaat uit het doen van boete ofwel betaling van die schuld; maar dat deze betaling alleen gedaan kan worden door Jezus Christus en door niemand anders. Die betaling van Jezus Christus heeft God aangenomen als voldoende. Kwijtschelden van schuld is nu mogelijk, want er is betaald. Die kwijtschelding nu geeft God door het geloof in Jezus Christus.

In de biechtstoel zag hij echter een heel andere praktijk. Daar leerden de afgezanten van de paus, toen gezien als de opperherder in de kerk, dat een geldelijke betaling in de offerkist voldoende was als betaling om de zondeschuld van de zondaar weg te doen. Aards geld gaf hemels geluk. Nadat de biechtvader het geld in de offerkist had horen storten, gaf hij de zondaar een aflaat, dat is een kwijtschelding van al zijn schulden. Zo werd er geleerd: Zodra het geld in de offerkist klinkt, de ziel uit het vagevuur springt.

Christus centraal

Luther, met zijn grote ontdekking van de genade van de vergeving van zonden alléén door het geloof, kon dit niet meer aanhoren. Zoveel misleiding. Zoveel ontkenning van het grote offer van Jezus Christus en zoveel bedrog van de goedgelovige kerkganger.

Hij ging prediken tegen deze vorm van kwijtschelding, deze aflaat.

Luid en duidelijk kwam hij op voor de eer van God en de zaligheid van de gelovigen.

Hij zette zijn prediking kracht bij door op 31 oktober 1517 aan de deuren van de slotkapel te Wittenberg een document op te hangen met 95 stellingen. Hij bestreed de praktijk van de roomse aflaat en verkondigde dat zondeschuld alleen vergeven kan worden door God en dat de verkoop van aflaatbrieven een groot kwaad is. Hij was begaan met het eeuwig wel en wee van alle mensen en alle leden van de kerk.

In stelling 6 gaf hij de volgende waarschuwing: De paus kan geen enkele schuld vergeven anders dan door te verklaren en te bekrachtigen, dat ze door God vergeven is; hij kan echter wel de schuld vergeven in die gevallen waarover hem dat recht toekomt. Bij minachting van dat recht zal die schuld blijven bestaan.

En met stelling 32 waarschuwt hij de geestelijken die aflaatbrieven verkopen en de gelovigen die zo een brief kopen door te zeggen: Iedereen die denkt door aflaatbrieven verzekerd te zijn van zijn behoud zal met zijn leraar onder het eeuwig oordeel vallen.

De aanval

Luther was zover. Hij kon het ideaal van een mensenleven aanwijzen.

De mens kan alleen door het geloof één worden met Christus en alleen daardoor staat die mens dan rechtvaardig voor God. Want Christus is rechtvaardig voor God. Jezus Christus had God tot Vader en Maria tot moeder. Hij heeft nooit zonde gehad, geen erfzonde meegekregen en nooit zonde gedaan. Met zijn goddelijke kracht droeg Hij de goddelijke straf, dat was genoeg om de zondeschuld van alle mensen te kunnen betalen.

Luther wees de kerk op de boodschap die zij had te brengen.

Stelling 62: De ware schat der Kerk echter is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.

Hij had op 31 oktober 1517 allang ervaren dat deze boodschap weerstand opriep van de paus en de leidinggevenden in de kerk. Dat bracht hij tot uitdrukking in de daaropvolgende stelling 63: Maar deze schat is natuurlijk zeer gehaat, want daardoor worden de eersten tot laatsten.

De waarheid van deze stelling bleek maar al te gauw heel duidelijk. De paus wilde niet die boodschap van de vergeving der zonden alléén door het geloof in Jezus Christus. Dat was een aantasting van zijn machtspositie en een kwijtraken van een belangrijke bron van inkomsten. Veel priesters en monniken zagen ook hun positie in de samenleving ten onder gaan.

Het verzet tegen Luther werd sterker.

De paus wilde hem onschadelijk maken. De paus oefende zijn gezag uit en zette, vanwege zijn heerszucht, zijn zwaarste wapen in. Hij deed uiteindelijk Luther in de ban. Dat is uitsluiting uit de kerkelijke gemeenschap en beroving van alle zegeningen.

Met het uitspreken van de ban over Luther gaf de paus ook opdracht om al zijn boeken te verbranden. Maar Luther kreeg genade van de Here, hij stond voor zijn zaak. Hij wist het, het vergaderen van de christenen is de zaak van de Here, Hij zal het maken (Ps. 37:5).

In december 1520 verbrandde hij de banbrief van de paus bij de poorten te Wittenberg.

Nu was de breuk definitief.

Heer en knecht

Maar wie is er nu eigenlijk een machthebber, een heer in de kerk? En waarover? En hoe dan?

Luther gaf het antwoord: De christen is door het geloof één met Christus. En door dat geloof is de christen een zeer vrije heer over alle dingen, aan niemand onderworpen; en door dat geloof is een christen een zeer dienstvaardige knecht van allen, onderworpen aan allen.

Op het eerste gezicht lijkt het dat deze twee uitspraken met elkaar in tegenspraak zijn, maar bij nauwkeurige lezing zal men ontdekken dat deze twee uitspraken met elkaar overeenstemmen.

Immers de Schrift zegt: Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen. (1 Cor. 9:19),

en: Zijt niemand iets schuldig, dan elkaar lief te hebben, want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. (Rom. 13:8).

Misleiding aanwijzen

Luther kon heftig reageren. In de hitte van de strijd waarin hij het recht van God verdedigde en opkwam voor het eeuwig zieleheil van de gelovige, kon hij wel eens uit zijn slof schieten. Van zijn tekortkomingen was hij zich goed bewust. Hij erkende dat hij scherp was ten aanzien van dwalingen en misleidingen in de leer. Dat deed hij, niet om zijn tegenstanders in een kwaad daglicht te stellen, maar vanwege hun onchristelijke leer. Hij wees daarbij op Christus die zijn tegenstanders adderengebroed noemde (Matth. 3:7), huichelaars (Matth. 23:13), en op Paulus, die van de tovenaar, een valse profeet, zegt dat hij een zoon van de duivel is en vol list en streken (Hand. 13:6,10), en sommige leraars uitmaakt voor honden (Fil. 3:2).

In de verklaring van zijn woorden zegt Luther: Wat is echter de waarde van zout als het niet scherp bijt? Wat betekent de snede van een zwaard als het niet scherp genoeg is om te snijden? Zegt niet de profeet: Vervloekt, wie het werk van de HERE met lauwheid verricht; en vervloekt, wie zijn zwaard van bloed weerhoudt! (Jer. 48:10).

Maar hij toonde zich wel bereid, wanneer hij tegen mensen te heftig was geweest, dat terug te nemen, maar wat de waarheid betreft, wilde hij alleen zwichten voor het Woord van God.

Bron van het gezag

18 april 1521, de Rijksdag te Worms. Daar stond hij. Alleen. Voor de machtigste man op aarde: keizer Karel V. Daar legde hij, volgens de geschiedenis, zijn getuigenis af:

Ik kan niet anders, hier sta ik, God helpe mij, amen.

Amen: het is waar en zeker.

God heeft zijn gebed verhoord, hij kreeg kracht en wijsheid om zijn getuigenis van de kracht van het zoenbloed van Jezus Christus voort te zetten.

Waar ligt de bron van het gezag: bij de paus (Rome), in een zich kerk noemende gemeenschap (synode), in een voorganger (vrije gemeente), of in het Woord van God (ware kerk)? Luther beleed: Das Wort, das sollen Sie stehen lassen = Het Woord, dat zult u laten staan.

De enige bron van het gezag is het Woord van God. Wij zullen alles wat God gebiedt nauwlettend in acht nemen en niets daaraan toedoen en niets ervan afdoen (Deut. 12:32). Onze hoogste Profeet en Leraar openbaart ons ten volle dat de mens leeft van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat (Matth. 4:4). En Hijzelf waarschuwt de gelovige: als iemand toevoegt aan het woord van God, dan zal God zijn plagen aan hem toevoegen en als iemand afneemt van het woord van God zal God zijn deel afnemen van het geboomte des levens (Openb. 22:18,19).

Daarom belijden wij dat de ware kerk zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd. Hieraan kan men met zekerheid de ware kerk kennen en niemand heeft het recht zich van haar af te scheiden (art. 29 NGB).

De belijdenis is actueel

Dit belijden is uiterst actueel vandaag de dag.

Want er zijn predikanten, zelfs hoogleraren, die afdoen van het Woord van God.

Er wordt gewoonweg beweerd dat de zonde op deze wereld er al was voor de zondeval. Dat is in tegenspraak met Rom. 5:12.

Er wordt verkondigd dat die eerste zes dagen van de schepping helemaal geen zes dagen van 24 uur behoeven te zijn. Dat is in strijd met Genesis 1 en Exodus 20:11.

Is het toegestaan om te beweren dat de dag van de veldslag in het dal van Ajalon niet langer duurde dan 24 uur? Neen! Dat is het ontkennen van de almacht van de HERE, die ons geopenbaard wordt in Jozua 10:13,14.

Er wordt gepropageerd dat het toegestaan is om een vrouw in het ambt van Dienaar des Woords of oudste of diaken toe te laten. Dat is het eigenwillig laten buikspreken van Gods Woord in 1 Timotheüs 2 en 3.

Staan wij wel in vlam voor het ongeschonden bewaren van dat heerlijke Woord van God? Zijn wij wel begaan met het lot van de christenen die misleid worden door dergelijke leraren? Zijn wij begaan met de valse profeten die dit bedrog verkondigen?

Waarschuwing

De Here waarschuwde de gelovigen en de valse profeten van alle tijden toen Hij zei: Het is onmogelijk dat er geen verleidingen komen, maar wee hem, door wie zij komen! (Lucas 17:1). In zijn openbaring aan Johannes maakte de Here deze waarschuwing concreet.

Ook wees de Here de ware aard van de bedriegers aan: Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven (Matth. 7:15).

En zijn dienstknecht Paulus volgde hem hierin na, toen hij zei dat uit het eigen midden van de kerk mannen zullen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. Zij zullen de kudde niet sparen (Hand. 20:29,30). Het zijn valse profeten onder het kerkvolk, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, daarmee verloochenen zij zelfs de Here, Die hen gekocht heeft, en brengen zij een snel oordeel over zichzelf (2 Petr. 2:1).

Luther heeft dat ook meegemaakt en hij waarschuwde:

Stelling 92: Weg dus met al die profeten, die tot de gemeente van Christus zeggen: Vrede, vrede en er is geen vrede (Ezech. 13:10,16).

Stelling 94: Men moet de christenen aansporen om hun Hoofd Christus te trachten na te volgen door straffen, dood en hel heen,

Stelling 95: en zo meer erop vertrouwen, dat zij door vele verdrukkingen heen de hemel binnengaan, dan door een lichtvaardig vertrouwen op die vrede.

Wordt hervormd

De Here reikt ons in zijn Woord aan waarnaar we hebben te streven in ons leven. Pas je niet aan de wereld aan, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken (Rom. 12:2). Paulus, de dienstknecht van de Here, blijft echter niet stilstaan bij deze afwijzing alleen. Alleen met niet meedoen zijn we er niet. Na de afwijzing van werelds denken volgt de aansporing naar het positieve: werken aan hervorming door vernieuwing van je denken. Dáár begint het. De mens is een geestelijk wezen, zijn gedrag komt voort uit zijn denken. Dat wijst de Schrift ons hier aan. Wij krijgen de opdracht om te veranderen. Onze gedaanteverandering bestaat niet alleen uit het wegdoen van onze verkeerde gewoonten, maar begint in de vernieuwing van onze geest. De Here wil dat wij Hem liefhebben met geheel ons hart, geheel ons verstand, met geheel ons denken en doen en laten.

Reeds voor onze geboorte op deze wereld is de bron waardoor we ons laten beheersen echter de erfzonde, en dat is de verdorvenheid van onze hele natuur (NGB art. 15). Dat vraagt om wedergeboorte, dat is het radicaal opnieuw beginnen om te leven in overeenstemming met Gods Woord. Wedergeboorte verandert de bron van de heerschappij in de mens. Van een mens die wil leven in zonde en duisternis worden tot een mens die wil leven in gerechtigheid en licht. Geheel naar het Woord van God. Wedergeboorte verandert onze aansturing, en dat is nodig.

Het doel van het aannemen van een nieuwe levenswijze is om al het menselijke vaarwel te zeggen en alleen te zien op de wil van God. Dat is de ware wijsheid (Spr. 9:10). We gaan dan zien hoe zeer onze aard tegen God vecht en wat voor een hardnekkige zondaars we zijn. De wereld en de valse profeten willen zichzelf prijzen en op de voorgrond stellen, bedenken van alles om maar de aandacht op zich te vestigen. Paulus doet dat niet. Hij stelt dat we de volmaaktheid van de wil van God erkennen en dat we ons zullen inzetten om het goede, het welgevallige, ja het volkomene te bereiken.

Dan zijn we vrij. Eeuwig vrij.

Dan zijn we één met iedereen die doet de wil van onze God en Vader in de hemel, deze zijn onze broeder en zuster en moeder (Matth. 12:50).

De vrijgemaakte mens zal de lof voor zijn verandering alleen brengen aan de Here.

Hervormen is nodig

Eens goed, altijd goed? Eens gelovig, altijd gelovig? Eens één, altijd één?

Het geloof is geen automatisme, het geloof is altijd hervormen van jezelf.

Jezus de Christus aannemen in een waar geloof en altijd blijven vasthouden, dat vraagt altijd weer om actief je hand op te houden om Jezus vast te houden en te volgen in gedachten, woorden en daden.

Johannes roept ons op om maar niet klakkeloos achter iedere geest aan te lopen of te blijven lopen: Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan (1 Joh. 4:1).

De voorbeelden zijn er.

Saul, een verbondskind, die geroepen was om leiding te geven aan het verbondsvolk, zegde zijn vertrouwen in de Here op. Hij liet zich knechten door een duivelse geest. Zijn leven werd beëindigd nadat hij een waarzegster om wijsheid had gevraagd (1 Sam. 28:7,8; 31:4,5). Demas heeft Paulus verlaten, hij had de tegenwoordige wereld meer lief dan het koninkrijk van God (2 Tim. 4:10).

Is terugkeer mogelijk van iemand die van de rechte weg afdwaalt? Jazeker.

Dat zien we heel duidelijk aan de apostel Paulus, van een slaaf van eigenwillige godsdienst werd hij een voorvechter van het ware geloof.

Luther sprak geheel in deze lijn. Eens deed hij deze uitspraak: Het komt echter voor dat velen gedachteloos uit het schip in zee springen en verdrinken. Dat zijn zij die het geloof in de belofte laten varen en zich in de zonde storten. Het schip blijft echter ongeschonden en vervolgt zijn koers en wie door genade op het schip kan terugkeren, zal niet op een plank, maar op het vaste schip zelf ten leven worden gevoerd. Zo doet wie door het geloof terugkeert tot de vaste en blijvende belofte van God.

De gerechtigheid van God is dat Hij niet straft maar verlost. Het welzijn van de christen ligt in het vasthouden van het geloof dat alleen Christus het voor het zeggen heeft.

De blijde boodschap is dat God het eeuwig gelukkig leven geeft aan ieder die in Christus gelooft. Tijdens dit leven is er mogelijkheid om Christus en al zijn weldaden aan te nemen.

Welk kind van Hem wil deze boodschap niet uitbazuinen?

Nu kan dat nog.

Hoe hervormd zijn De Gereformeerde Kerken met het blazen van de bazuin van de gratis te verkrijgen vergeving van zonden en eeuwig leven, in ons land en in de wereld?