Deut. 31:8: Hebr. 13:5,6: Deut. 31 volgt op Deut. 30. In dat hoofdstuk werd het volk voor de keuze gesteld: de Here aannemen òf Hem verwerpen. Hem liefhebben òf Hem afwijzen. Het volk werd erin opgeroepen Gods Woord te bewaren en Hem aan te hangen. Dat was de voorwaarde voor het leven met de Here in het beloofde land. Het blijven gaan op de verbondsweg. Ook in Deut. 31:8 zit naast troost ook een oproep. We moeten deze uiterst bemoedigende en vertroostende verzen niet isoleren van de rest van dit hoofdstuk dat de ernst van verbondsverlating schildert en dat uitmondt in het lied van Mozes, dat zingt van Gods verbondswraak. Niet om bang voor te worden, maar om de ernst en de onverdiende genade te zien van het mógen gaan op de weg van de Here! Toen Jozua in Jozua 1 weer werd bemoedigd door de HERE Zelf, worden daar de volgende woorden aan gekoppeld (hoofdstuk 1:7,8): Jozua wordt dus na de beloften van het verbond ook bepaald bij de eisen van het verbond, voor de weg die Hij moet gaan. Eisen die de Here weer verbindt aan een bemoediging en vertroosting: Aan de belofte voegt de Here aan zijn kerk een roeping toe. In gehoorzaamheid en in vertrouwen achter Hem aan. De Here is getrouw in de toegezegde beveiliging en bewaring van zijn kerk en in de vervulling van zijn beloften die de kerk heeft ontvangen. Hij bemoedigt daarbij, onderwijst en vertroost. Maar Hij vraagt dan ook trouw van zijn kerk om op zijn verbondswegen te blijven gaan en geen eigen wegen te bewandelen. Niet afwijken naar links of naar rechts. Hij vraagt van zijn kinderen naast vertrouwen en overgave ook geloofsgehoorzaamheid. Jozua en het volk hebben die gehoorzaamheid zelf niet volmaakt kunnen tonen. Daarvoor moest de tweede Jozua komen. Jezus Christus. Hij was wel volledig gehoorzaam. Hij liep de weg van het verbond volledig trouw en gewillig. Hij volbracht zo ook de volle verbondsgehoorzaamheid die van al Gods kinderen gevraagd wordt, in hun plaats. Naast het voldoen aan alle schulden van zijn volk heeft Hij ook in haar plaats volkomen gerechtigheid laten zien. Daarom mag er nu ook gepleit worden op de gehoorzaam-heid van onze Leidsman ten leven. Hij is de Voleinder van het geloof. Wanneer wij bij Christus offer schuilen en ons door zijn Geest laten leiden, wordt ons nu ook die volkomen gehoorzaamheid van Christus toegerekend. Maar daarbij appelleert de Here ook aan onze eigen gehoorzaamheid. Ook van de kerk wordt voortdurend de keuze gevraagd: God volgen of eigen wegen gaan. God of de tegenstander. Deze keuze kan alleen in geloof gemaakt worden. In geloof dat uit genade geschonken wordt. Het is de keuze die in Hebr. 13 wordt verbonden aan dezelfde bemoediging van ons tekstvers. In vers Hebr. 13:5 lezen we nl.: De Hebreeën werden aangespoord om in een tijd van verdrukking en verachting de goede keuze te blijven maken. Om het van de Here te verwachten in het leven op aarde. Om daarom zich niet door hebzucht en afgunst te laten leiden. Hebzucht als de wortel van alle kwaad. Onbaatzuchtig zijn in je leven betekent niet ontevreden zijn met wat de Here geeft. Ook als dat smaad en verdrukking bevat. We zullen ook niet méér willen hebben van deze wereld dan de Here je wil schenken. Geen aardse schatten willen vergaren in plaats van hemelse schatten. Maar kom je er dan wel in deze wereld? Wat biedt het leven als je niet zorgt dat je hier flink aan je trekken komt? Als je niet er bovenop zit om eruit te halen wat erin zit? Maar de Here zegt dan: doe daar niet aan mee. Heb geen verlangens naar wat deze wereld allemaal te bieden heeft los van Mij. Laat je niet leiden door hebzucht, zelfzucht of welke andere vorm van eigenwilligheid ook. Maak je geen zorgen als je je op Mij verlaat. Wees daarbij niet jaloers, niet ontevreden als het getal van de kerk klein blijft. Als erkenning door anderen uitblijft. Als er maar weinig predikanten worden geschonken. Maar wat hebben we dan? Als antwoord daarop, citeert de Hebreeënschrijver Deut. 31:8: De Hére is onze Leidsman en Herder, Hij zal ons niet verlaten. Ons ontbreekt niets (Ps. 23:1). Hij geeft alles wat we nodig hebben voor dit aardse en voor het toekomstige leven. Als wij Hem maar blijven volgen, hoeven we ook niet bang te zijn voor wat anderen over ons zeggen of ons zullen willen aandoen. De schrijver voegt dan ook toe, Hebr. 13:6 (als citaat uit Ps. 118:6): Zo kunnen we met deze trouwe almachtige Verbondsgod en met dit Hoofd, dat naar zijn volk blijft omzien, als kerk van Jezus Christus rustig en vol vertrouwen verder. Op weg naar het moment dat Hij wederkomt en wij de eeuwige sabbatsrust mogen ingaan. Zonder vrees
Roeping
Christus
Tevreden en vol vertrouwen