Catechismus - Zondag 6


We gaan verder met het hoofdstuk uit de catechismus over de verlossing. De vorige keer hebben we gelezen dat we een Middelaar moeten zoeken die God en mens is. Vandaag zullen we uitleggen waarom dat moet en Wie dan die Middelaar is.Lezen: 1 Korintiërs 2:6-10Zingen: Psalm 51:5,7

Gods plan

In de brief aan de Korintiërs heb je zonet gelezen over de verborgen wijsheid van God. God heeft een verlossingsplan bedacht om ons te bevrijden van de duivel en van de zonde. Dit is zon bijzonder plan! Geen mens zou dit kunnen bedenken (zie vers 9). Het zou in geen mensenhart op kunnen komen. Hij heeft dit bedacht voor al de mensen die Hem liefhebben.

Zondag 6 gaat over dit plan van de Here God. De Here wil zijn kinderen verlossen. Daarom stuurde Hij de Verlosser. Deze Verlosser moest een echt mens zijn. Hij moest voor de zonden van de mensen betalen. Daarom moest het een mens zijn. Een gewoon mens is zelf zondig en kan dus niet voor een ander boeten. Het moest een mens zijn zonder zonde.

Daarom moest de Verlosser ook echt God zijn. Want de Here God doet natuurlijk geen zonden. Hij is volmaakt. Het moest een hele sterke Verlosser zijn, want de toorn van God was erg groot. Geen gewoon mens kan dat dragen. Een mens die ook God is, kan het wel dragen.

Middelaar

Op het schoolplein ben jij met twee vrienden of vriendinnetjes aan het knikkeren. De twee vrienden van jou spelen tegen elkaar en beiden denken gewonnen te hebben. Ze krijgen er ruzie over, beiden willen de gewonnen knikkers hebben. Jij vindt het vervelend dat ze ruzie hebben. Jij probeert een oplossing te bedenken. Je gaat bemiddelen. Je stelt voor om elk de helft van de knikkers te nemen. Beiden vinden dit een goede oplossing. Zo is er geen ruzie meer. Jij hebt bemiddeld in de ruzie tussen twee vrienden. Jij was dus even een bemiddelaar.

De Here God is boos op ons omdat wij zonden doen. Wij hebben iemand nodig die tussen de Here en ons bemiddelt. Die Middelaar is de Here Jezus. Hij is de Zoon van God en is mens geworden om de ruzie op te lossen tussen God en mensen. Het woord ruzie past niet echt, want die twee knikkerende vrienden maakten beiden fouten. Ze zagen niet goed wie er gewonnen had, zij maakten ruzie. Waarschijnlijk dachten ze alleen aan zichzelf, en wilden ze beiden zoveel mogelijk knikkers hebben. Ze deden beiden iets verkeerd. Bij de Here is dit natuurlijk niet zo. De schuld ligt alleen bij de mensen. Het is genade van de Here dat Hij een Middelaar heeft gestuurd.

Evangelie

We weten van dit verlossingsplan van de Here God doordat Hij het in zijn Woord tegen ons zegt.

De Bijbel, het evangelie, staat vol verwijzingen. Na de zondeval heeft Hij gelijk verteld dat er verlossing komt. Dit kun je lezen in de moederbelofte (Genesis 3:15).

Ook in de rest van de Bijbel lees je over de komst van de Zoon van God en lees je over de verlossing. Aan de aartsvaders (Abraham, Isaäk en Jakob) heeft de Here zijn belofte gegeven, Hij sloot een verbond. De profeten (bijvoorbeeld Jesaja) vertelden over de komst van de Zoon van God. Het volk Israël kreeg allemaal regels voor de tabernakel. Er moesten dieren worden geofferd voor de Here. Deze offers wezen naar het grote offer van Gods Zoon.

Het Oude Testament staat dus vol beloftes en verwijzingen naar de verlossing. In het Nieuwe Testament kunnen we lezen dat het plan van God ook uitgevoerd is. De Here Jezus is geboren, en Hij is gestorven voor onze zonden.

God heeft zijn belofte dus waargemaakt. Hij heeft Zich gehouden aan zijn verbond.