Frank en vrij


We hebben in de afgelopen weken een serie artikelen over het postmodernisme kunnen lezen (in de nummers 22, 23 en 24). Het postmodernisme werd voor ons geschetst. Voor de postmoderne mens is er geen waarheid, er zijn geen zekerheden in deze toevallig ontstane wereld. De postmoderne mens vindt de waarheid in zichzelf, waarheid is wat hij of zij ervaart en voelt. Nu komt God ook in deze postmoderne samenleving met het derde gebod naar ons toe: Gij zult de naam van de HERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HERE zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. Maar, door van Gods Naam te getuigen, van de waarheid, ga je in tegen het postmoderne levensgevoel. We maken daar geen vrienden mee en komen daarmee alleen te staan.Ervaren de schoolgaande jongens en meisjes van ons kerkverband niet steeds meer dat ze geïsoleerd komen te staan? Dat hun levensovertuiging en daaruit voortvloeiende levensstijl soms in schril contrast staan met die van hun klasgenoten? Ervaren ook de oudere broeders en zusters, in welke maatschappelijke positie ook, een steeds verder alleen-staan tussen de mensen? Een belangrijke vraag die op ons allemaal afkomt: durven wij op te komen voor de Naam van de HERE? Durven wij frank en vrij voor onze levensovertuiging uit te komen? Of, schamen wij ons?

Uit de belofte leven

De wet van de HERE, die wij elke zondag in de kerk horen, is geen set van bij elkaar geraapte regels. Het is geen losse set van regels die allemaal wel goed zijn voor de mens. Nee, al de geboden, ook het derde gebod, zijn onlosmakelijk verbonden aan Gods belofte. Hij vraagt van ons niets anders dan dat wij zijn belofte geloven en dat we uit die belofte leven. Dat we de inhoud van die belofte in heel ons leven laten doorwerken.

Wat betekent dit nu? Welke belofte moeten wij laten doorwerken in heel ons bestaan? Deze: Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. Daar staat: Ik ben de Ik ben die ik ben, Ik doe wat ik zeg. Zie maar hoe Ik u verlost heb uit Egypte, zoals Ik uw voorouders beloofd heb. Ik ben trouw aan mijn beloften.

Uit die belofte mogen wij ook leven. God, de HERE, is trouw aan zijn beloften aan ons. Zijn beloften van verlossing en bevrijding.

De Naam

In de tijd van de Bijbel was iemands naam veelzeggend. Het zei iets over iemands aard, iemands karakter. Denk aan de kinderloze Abram, die God tot Abr-a-ham maakt, wat betekent: vader van een menigte. Denk aan Jakob, hielenlichter, die wordt tot Israël, wat betekent: u hebt gestreden met God en mensen en u hebt overmocht. Oftewel, in de tijd van de Bijbel zei de naam wie diegene was.

Nu openbaart God zich in de belofte boven de wet als HERE, Ik ben, die Ik ben. Hij heeft de voorouders het volk in Egypte een belofte gegeven. Om ze naar het land vloeiende van melk en honing te brengen. En Hij doet wat Hij zegt. Hij IS zijn Naam. Trouw aan zijn verbond. Hij doet wat Hij belooft. Hij verlost.

Zo openbaart God in zijn Naam zijn verlossingswerken. Hij maakt zijn Naam waar. Met elke heilsdaad wordt de inhoud van die Naam voller en heerlijker. Hij houdt zijn belofte. Hij verlost. Hij is de Verbondsgod die het verbond sloot met Adam, met Abraham. Die het volk Israël redde van de farao. Die het volk verzorgde in de woestijn. Die hen veilig door de Jordaan leidde en hen het beloofde land in bezit gaf. Vol openbaart zich zijn verlossingswerk in het lijden, sterven en opstaan van de Here Jezus Christus. Dan zegt Petrus: Er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden (Hand. 4:12).

Johannes zegt: hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven (1 Joh. 1:12).

De prediking wordt ook wel genoemd het brengen van die Naam, het uitdragen, het bekend maken van die Naam (Hand. 9:15, Joh. 17:26).

Gods Naam IS het leven. Het levenslicht. In de doop zijn wij ondergedompeld in die Naam. We zijn ondergedompeld in de belofte. In de belofte van het verlossingswerk van de drie-enige God. Uit de duisternis geroepen, zijn wij in Gods wonderbaar licht geplaatst. Het licht van het waarachtige leven. In dat Licht moeten wij blijven leven.

Gods Naam IS leven

God Naam IS leven. Alleen in zijn Naam is het waarachtige leven. Waar zijn Naam niet beleden wordt, is de dood. Het derde gebod vloeit uit Gods Naam voort.

Wat is Gods Naam ijdel gebruiken? Letterlijk staat er in het derde gebod: Gij zult de Naam van de Here uw God niet opheffen tot het ijdele. Het ijdele is dan chaos, dood of verwoesting. We mogen Gods Naam niet voor iets anders dan voor leven en verlossing gebruiken. In dit gebod stelt de HERE de antithese dus heel scherp.

Want wie vloekt, vergrijpt zich aan de HERE, omdat God zich geeft in zijn Naam. Maar we vergrijpen ons ook aan Gods Naam wanneer we Gods Naam laten liggen. Wanneer we willen opkomen voor Gods wet, maar zonder te zeggen dat we christenen zijn. Wanneer we voor een ander zorgen, alleen uit medemenselijkheid. We laten Gods Naam ook liggen als we niet van Hem getuigen en van de troost die in ons is, als we daar gelegenheid voor krijgen.

We zondigen ook tegen dit gebod als we liever naar de bar gaan, liever de hele avond voor de televisie zitten of computerspelletjes doen, en geen tijd hebben voor de Bijbelstudievereniging of voor persoonlijke Bijbelstudie. Ook dan verheffen we Gods Naam (die tot ons komt in Gods Woord) tot iets ijdels.

Opzoeken?

Maar, is het soms niet beter om onze levensstijl maar een beetje aan te passen aan de wereld? Is het niet beter om onze levensovertuiging wat meer achter de voordeur te houden? En, is het bijvoorbeeld soms niet beter om te zwijgen dan om te spreken? Bijvoorbeeld wanneer Gods Naam wordt gelasterd? Biedt het zwijgen dan eigenlijk niet veel meer kans om sympathieker gevonden te worden door de mensen om ons heen, waardoor we wellicht op langere termijn meer invloed kunnen uitoefenen?

Hierbij denken we aan de geschiedenis van Daniël. De rijksbestuurders en stadhouders onder Darius waren jaloers op Daniël. Hij overtrof hen allen door een uitnemende geest. Koning Darius was zelfs van zins hem over het gehele rijk aan te stellen. U kent het verdere verhaal uit Daniël 6. Op basis van een recente wet van Meden en Perzen klaagden de rijksbestuurders en stadhouders Daniël aan. Hij had zijn God aanbeden tegen het uitdrukkelijk verbod in! De rijksbestuurders en stadhouders hadden niet veel energie hoeven te steken in het spionagewerk. Daniël trok zich namelijk niets aan van deze nieuwe wet en hield zijn goede gewoonte vol: driemaal daags bidden richting Jeruzalem met een open venster.

Daniël had kunnen denken: ach, 30 dagen, dat zal de HERE toch wel begrijpen? Als ik nu wat toegeef, kan ik na die 30 dagen langer mijn Joodse invloed aan dit heidense hof blijven uitoefenen. Is dit voor de lange termijn niet veel beter? Moet ik het echt op de spits drijven? Mij in het isolement laten drijven? Ik hoef het toch niet op te zoeken? Hij deed het wel, hij kon zijn God niet verloochenen. Hij wilde in het Licht blijven leven. En de HERE redde hem op zijn gebed.

Valse schaamte

De verstrekkende gevolgen van de schaamte voor Gods Naam blijkt uit de woorden die de Here Jezus spreekt bij de uitzending van de apostelen:

Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is. (Matth. 10:32 en 33).

We zijn apart gezet door de Here om Hem te dienen. En tussen het van Rijk van het Licht en het rijk van de duisternis loopt een diepe kloof. Het is niet mogelijk om te leven met één been in het ene en één been in het andere rijk. Een beetje leven zoals iedereen het doet en een beetje leven op de manier zoals de kerkmensen het graag zien. Deze houding betekent in feite dat wij onze Here en Heiland verloochenen, verraden.

Nee, het is óf het één óf het ander. De beslissing valt in dit leven!

Moeilijk

Dat zijn confronterende woorden. Onze levensstijl is (meestal?) niet te onderscheiden van die van onze ongelovige buren. Niet altijd kunnen we goede woorden vinden. Niet altijd krijgen we een goede gelegenheid op te staan en te spreken. En er is ook zo vaak schaamte. Dit moeten we niet afdoen als de gebrokenheid van deze wereld. We moeten niet zeggen dat we ons beste beentje voorzetten en niet meer dan onze best kunnen doen. We moeten onder ogen zien en belijden voor de Here, dat wij nog zo ver verwijderd zijn van de volmaakte dienst aan Hem. We leren onszelf en onze plaats voor God hierdoor steeds beter kennen: het is alleen maar genade dat wij mogen leven in zijn verbondsgemeenschap. Het is deze verbondsgemeenschap die onze levensovertuiging en -stijl bepaalt. En die overtuiging staat lijnrecht tegenover de stijl van de wereld.

We hoeven niet moedeloos te worden. Want wanneer wij soms uit zwakheid in zonden vallen, moeten wij aan Gods genade niet wanhopen en al evenmin in de zonde blijven liggen. Want de doop is een zegel en een volkomen betrouwbaar getuigenis dat wij een eeuwig verbond met God hebben. Hij dompelt ons onder in zijn beloften. Bidt om de Geest. Op gebed zal God u zijn Geest geven. De Geest zal ons vrijmoedigheid geven om te spreken.

Leven in het Licht

Zullen wij afrekenen met onze valse schaamte? Zullen wij opkomen voor Gods Naam? Zullen wij het niet toelaten als aan Gods openbaring wordt getornd? Als aan zijn wondermacht in schepping en herschepping wordt getwijfeld? Niet omdat wij daardoor van onze kant het verbond in stand zouden houden, als was de HERE afhankelijk van ons. Nee, maar wel uit dankbaarheid voor zoveel onverdiende gaven.

Laten we elkaar aansporen om die genade nooit gewoontjes te vinden en ons over te geven in activisme. Laten we elkaar aansporen om steeds weer de hoogte en de breedte en de diepte van Gods verlossingswerk te onderzoeken, ons daarover te verwonderen en Hem voor die genade te danken met liederen, gebeden en heel ons leven. We willen dan niet anders dan die machtige en trouwe God eren. We willen niet anders dan in zijn Licht leven. Dan doen we waarvoor Hij ons gemaakt heeft: Hem eren. O HERE, onze Heer, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde (Psalm 8:2).

Vader, wilt u geven dat om en door ons Uw Naam niet wordt gelasterd, maar veeleer wordt geëerd en geprezen!