Dat gij niet vergeet


Deut. 4 : 1, 2, 9:

1 Nu dan, o Israël, hoor de inzettingen en de verordeningen, die ik u leer na te komen, opdat gij leeft en opdat gij het land binnengaat en in bezit neemt, dat de HERE, de God uwer vaderen, u geven zal. 2 Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg. (…) 9 Alleen neem u ervoor in acht en hoed u er terdege voor, dat gij de dingen die gij met eigen ogen gezien hebt, niet vergeet, en zij niet uit uw hart wijken zolang gij leeft; maak ze aan uw kinderen en kindskinderen bekend:

Na onze overdenkingen uit Deut. 6 gaan we terug naar hoofdstuk 4. We hebben in hoofdstuk 6 gelezen de opdracht van God om Hem, zijn Woord en zijn geboden te kennen.

In hoofdstuk 4 wordt verhaald het moment dat God met zijn verbondswoord naar zijn volk toekwam.

Zoals eerder gezegd, het boek Deuteronomium is de grote afscheidspreek van Mozes vlak voor zijn dood. Ook vlak voordat Israël het beloofde land zou binnentrekken. Mozes mag hen nu nog Gods woorden op het hart binden, om vooral trouw te blijven aan de HERE hun God en zijn geboden te onderhouden juist als ze straks in het beloofde land zijn aangekomen.

Hij wil hen de grote betekenis van Gods wet voorhouden. Met de grootste ernst.

Want het gaat om verbondszegen of verbondsvloek.

Maar voordat Mozes de woorden van Gods wet gaat herhalen en de betekenis gaat uitwerken, schrijft hij eerst dit vierde hoofdstuk. Hierin houdt hij het volk met grote klem voor hóe ze moeten luisteren naar Gods wet. Op welke manier ze nu Gods verbondswoorden moeten wegen. Welke betekenis eraan gehecht moet worden. Welke lading en geldigheid ze hebben nu, maar vooral ook later. Hoe hun houding moet zijn en blijven tegenover de HERE en zijn wet. Hoe ze juist door dit goed te verstaan in het beloofde land zullen kunnen blijven wonen. Met de HERE in hun midden als zijn kerk.

Het is in deze zeer indringende preek van Mozes van belang dat voorop staat dat de HERE een barmhartig God is. Zo laat de HERE zich in de eerste plaats kennen, ook juist op het moment dat de HERE met zijn volk Israël zijn verbond sloot in de woestijn bij de berg Horeb of Sinaï.

Gods verbondstrouw

Deut. 4 : 1 herinnert daarom ook direct aan de grote trouw die de HERE toonde: Mozes noemt de HERE daar speciaal de God van uw vaderen. En vers 37 zegt: ‘Omdat Hij uw vaderen heeft liefgehad en hun nakroost uitverkoren, heeft Hij zelf u met zijn grote kracht uit Egypte geleid.’

God had zijn verkiezende genade en trouw aan Abraham, Izaäk en Jacob getoond. Hij had diezelfde genade en trouw nu ook aan hun nageslacht laten zien. Hij had hen verkoren uit de andere volken. Zo waren ze zijn kostbaar bezit geworden. En zo had God hen verlost uit het diensthuis, waar de zonde heerste.

Want terwijl ze daar werden verdrukt, waren ze daar ook vervallen tot afgodsdienst.

De HERE had toen grote tekenen voor hun ogen verricht in Egypte, door de plagen. En vervolgens had Hij zijn grote daden van verlossing getoond door de redding door de Schelfzee heen, met de ondergang van de legermacht van de Farao. Hij had hen vervolgens door de woestijn geleid om een liefdesverbond te sluiten. Zodat ze als Gods uitgekozen volk Hem in liefde en trouw zouden aanhangen. Zoals een bruid haar bruidegom. Bij dat liefdesverbond had de HERE op de Horeb zijn verbondswet gegeven. Jahweh, de getrouwe Ik ben die Ik ben, vroeg daar trouw van zijn volk. Niet voor even, maar blijvend.

Bij ontrouw, zou zijn toorn ontbranden en zou zijn straf komen dat zou uiteindelijk tot wegvoeren uit het beloofde land leiden. Maar ook dan zou de HERE de weg terug naar Zich open houden.

Bij bekering en terugkeer in die ballingschap zou Hij zich de barmhartige blijven tonen. Vers 30 en 31:

Wanneer het u bang zal zijn en in de toekomst al deze dingen u zullen overkomen nl. de straf dan zult gij u bekeren tot de Here uw God, en naar hem luisteren, Want de Here uw God is een barmhartig God. Hij zal u niet verlaten, noch u verderven en Hij zal niet vergeten het verbond met uw vaderen, dat Hij hun onder ede bevestigd heeft.

Verbondsvoorrechten

In hoofdstuk 4 wordt het volk in allerlei toonaarden onder de aandacht gebracht dat zij bijzonder grote voorrechten genoten als uitverkoren en verlost verbondsvolk. Vers 34:

Heeft ooit een god beproefd te komen om zich een volk te nemen uit het midden van een ander volk, door beproevingen, door tekenen, door wonderen en strijd, met een sterke hand en een uitgestrekte arm en met grote verschrikkingen, zoals de HERE uw God, om uwentwil dit alles in Egypte voor uw ogen gedaan heeft?

Israël is zelf ooggetuige geweest van de genadige trouw en de machtige verlossende hand van de HERE. En die bevoorrechte positie van Israël komt ook uit in goede, wijze en rechtvaardige wetten die Israël had gekregen. Vers 8:

Welk volk is er dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg?

Uit het gesloten verbond mocht blijken hoe dicht de HERE wilde leven met zijn verbondsvolk. En wat een voorspoed en levensbloei dat zou geven. Praktische levenswijsheid die het leven echt gelukkig maakt. Dat zouden de omringende volken zelfs opmerken. Ze zouden zeggen, vers 6 en 7:

Waarlijk dit grote volk is een wijze en verstandige natie. Immers welk groot volk is er, waaraan de goden zo nabij zijn als de Here onze God, telkens als wij tot hem roepen?

Deze verkiezende liefde, die ze met eigen ogen hebben gezien en die de volken met jaloersheid hebben gevolgd, mogen ze nooit vergeten! Het zou toch uitgesloten moeten zijn dat Israël die voorrechten zou vergeten, zo dicht waren ze er met de neus opgedrukt.

Helaas, het bleek anders te liggen; dat was Mozes al duidelijk geworden door de recente gebeurtenissen bij Baäl Peor, toen het volk massaal de afgoden achternaliep in afgodische hoererij. Het appèl op de trouw van Israël is daarom beslist nodig.

Gods verbondseis

Mozes gaat het weerbarstige volk onderwijzen om naast de barmhartigheid en trouw ook de heiligheid en de rechtvaardigheid van de HERE blijvend voor ogen te stellen.

Namens de HERE moet Mozes bij het grote voorrecht dat Israël mocht hebben bóven alle andere volken, vanaf vers 9 een belangrijke voorwaarde noemen. Dat is dat ze de gebeurtenissen op Horeb / Sinaï echt nooit mochten vergeten! ‘Alleen, neemt u ervoor in acht’, dat is: máár let nu heel goed op. En nog dringender: ‘en hoed u er terdege voor.’

Ze worden opgeroepen om te voorkomen dat zij hun voorrechten zouden verspelen. Ze moesten met heel hun inzet zich erop richten, dat zij daarom de gebeurtenissen bij de Horeb, de dingen die ze met eigen ogen hadden gezien, niet zouden vergeten.

Alles wat ze zelf hadden waargenomen en ervaren bij de verbondssluiting op Horeb mocht beslist niet ‘uit hun hart wijken’. Dat betekent: het moest hun hart, als het centrum van hun leven, waar alles wordt overdacht en bestuurd, blijven beheersen.

Het mocht nooit meer uit hun gedachten zijn. Het moest hun leven bepalen. Hun hele doen en laten beheersen. Zolang ze leefden, dus tot hun dood toe, moesten deze geweldige gebeurtenis vasthouden. Het was immers de heilige God Zelf geweest die zich over hen had ontfermd. Maar deze God laat niet met zich spelen of met zich spotten. Hij is barmhartig en genadig, maar ook heilig en rechtvaardig. Hij mocht de aandacht van zijn volk opeisen, dat was zijn recht. Zijn heilig recht.

De Israëlieten moesten dit doorlopend blijven beseffen, ze waren immer van Hem.

Ook moesten ze deze ervaringen daarom aan hun kinderen doorgeven, zegt vers 9.

Zodat ook zij die bijzondere gebeurtenissen rond de verbondsluiting op Horeb voor ogen zouden houden en in hun hart opsluiten. Om deze grote daden van God rond zijn verschijning aan zijn volk vervolgens ook weer aan hùn kinderen door te geven:

‘Maak ze aan uw kinderen en kindskinderen bekend.’