Utopie?
We willen onze reactie op de brief binnen de Hervormd Herstelde Kerk (HHK) gaan afronden.
Er is al veel besproken. De opdracht van Christus tot en ons verlangen naar kerkelijke eenheid met allen die de HERE naar waarheid willen dienen, was ons vertrekpunt. Dat herkenden we in de brief die binnen de HHK was verzonden en op de site van eeninwaarheid was geplaatst. Tegelijk moest er in gepaste bescheidenheid worden gewezen op noodzakelijke reformatie. Ook dat werd al gedeeltelijk in de brief onderkend. In onze artikelen werd dat aangevuld en uitgebreid. Het ging ons erom om de voor de kerk essentiële zaken aan te wijzen. Zaken, die ook voorwaarden zijn voor eenheid. Het is belangrijk om dat nog eens te onderstrepen. Want er zullen daarnaast nog veel minder essentiële verschillen bestaan, als er gesproken wordt over kerkelijke eenheid. Verschillen van mening, die binnen de grenzen van deze geloofsbelijdenis vallen, maar waar mensen toch grote waarde aan toekennen. Omdat men niet bereid is bepaalde “eigen opvattingen” op te geven, of om de gewoonten en meningen van de ander te accepteren. Het kan ook een bepaalde al dan niet juiste beeldvorming zijn die men van de ander of van de andere kerk heeft. Deze zaken kunnen voor velen een (te) grote belemmering worden om tot eenheid te komen. Daarom kan de vraag zich opdringen: is die eenheid toch niet een utopie, een onbereikbaar ideaal? Moeten we niet nuchter constateren dat de drempels die liggen op de weg naar eenheid, te veel en te hoog zijn?
Laten we daar drie dingen op zeggen:
Ten eerste: de Here Zelf wil dit bereiken: “opdat zij allen één zijn” (Joh.17). Daarom zal de eenheid die God wil, er ook eenmaal in volmaaktheid komen. Dat gegeven mogen wij in dankbaarheid vaststellen. Maar wij mogen daarbij niet lijdelijk afwachten, we moeten gehoorzaam ons ervoor inspannen. Want we werken niet aan òns ideaal. We stellen ons in dienst van de HERE die ook door onze dienst tot zijn doel zal komen. Dat geldt voor heel ons handelen hier in deze gebroken wereld. Laten we daarom bidden om inzicht, wijsheid en Gods Geest voor onszelf en voor de andere gelovigen, met wie we de eenheid verlangen.
Ten tweede: “wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God”, Luk. 18:27! Dat geldt alleen al onze eigen verlossing, ook die kunnen wij als mensen onmogelijk tot stand brengen. De Here Jezus sprak deze woorden m.b.t. een rijke die tot geloof kan komen. We willen deze woorden ook graag op de kerkelijke eenheid toepassen als daad van gehoorzaamheid. Ook die daad kan God bewerken, door zijn Geest. Dwars tegen menselijke weerstanden in.
Ten derde: Wanneer verschillen niet zijn terug te voeren op Schrift en belijdenis en kerkorde, dan mogen ze geen belemmering vormen voor het komen tot eenheid. Als ze dat wel doen, dan binden we ons aan zaken die boven de Schrift uitgaan. En dat mogen we niet. Laten we elkaar daarop aanspreken, als dat aan de orde zou komen.
Als we dit alles voor ogen houden en ook de ander voorhouden, dan mogen we er toch op vertrouwen dat bij een gemeenschappelijk fundament, het streven naar eenheid de zegen van de Here zal ontvangen.Oproep tot reformatie
Voordat we tot een conclusie komen van ons commentaar, willen we aanhaken bij geluiden uit de HHK zelf. Want het geluid van de besproken brief staat niet op zichzelf.
Directe aanleiding voor de brief was immers o.m. de inhoud van het volgende persbericht van de synode van de HHK:“De synode gaf het breed moderamen de opdracht om te werken aan een verklaring waaruit duidelijk wordt wat het betekent dat de Hersteld Hervormde Kerk is achtergebleven op de oude fundamenten van de vaderlandse kerk, waarin doorklinkt dat zij zich medeschuldig weet aan de breuken en scheuren die zich in heden en verleden hebben voltrokken en dat er wordt uitgezien naar eenheid met allen die in leer en leven op grond van Schrift en confessie kerk begeren te zijn.”
Hoe de “oude fundamenten” van de Ned. Hervormde Kerk zich verhouden tot een trouwe binding aan Schrift en confessie blijft voor ons een groot vraagteken. Ook hebben we onze bezwaren al geuit tegen het begrip “de vaderlandse kerk”, dat in dit bericht gebezigd wordt.
Maar wat we er ook in lezen is de “medeschuldigheid” aan breuken en scheuren in heden en verleden. En het verlangen naar eenheid “met allen die in leer en leven op grond van Schrift en confessie kerk begeren te zijn”. Tegen dat laatste zeggen we weer van harte ja. We hopen wel dat ook in contacten daartoe ruimte voor dwaling en Schriftkritiek geweerd wordt.
Men had al gesprekken gehad met o.a. de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), en wil deze voortzetten. Het persbericht zegt van deze gesprekken met de CGK nog:
Als er op plaatselijk vlak geestelijke herkenning is, zou gesprek en samenwerking ook op plaatselijk vlak gestimuleerd kunnen worden.
Op grond van wat we al schreven, hopen we dat de maatstaven die de HHK voor waarheid en eenheid aanlegt – ook m.b.t. het contact met de CGK – werkelijk alleen genomen worden uit Schrift en belijdenis. Op basis van de uitspraken van de GS Mariënberg 2005/2006 m.b.t. de eenheid van de GKv met de CGK kunnen onze verwachtingen niet erg positief gestemd zijn over de uitkomst van deze gesprekken.
Tenslotte geven we hier nog door een geluid dat ons destijds verrassend positief in de oren klonk. Het betrof een brochure van de hand van ds. W. van Vlastuin, met als titel “Moeten we toch mee” (De Kerk op het spel, deel 6; Groen, 1999). Dr. W. van Vlastuin is docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie, en lid van de synode van de HHK. In de aanloop van fusie van PKN en uittreden van de HHK schreef hij onder auspiciën van het Comité tot behoud van de Ned. Hervormde Kerk deze brochure. Op deze brochure is in Reformanda al gewezen door dr. Van Gurp in 2 artikelen onder de titel “Van een plurale naar een gereformeerde kerk” (20 en 27 aug. 2003). We geven de volgende citaten van dr. van Vlastuin door:De oorzaak van het onheil moeten we niet allereerst zoeken in die delen van de kerk waar het bloed van Jezus geen waarde heeft. Wij staan schuldig. We zijn zelfgenoegzaam. We beroemen ons (onbewust) op onze gehoorzaamheid, onze meelevendheid en onze financiën. Terwijl we niet zien dat ook in de gereformeerde beweging van de hervormde kerk zoveel verwatering is: polarisatie, wereldgelijkvormigheid, modernisme en individualisme.
Verootmoediging is heel concreet; we belijden niet algemeen onze schuld, maar noemen de zonde ook bij haar naam. Was er onder de gereformeerden in de Nederlandse Hervormde kerk niet veel te weinig lijden aan de kerk? Was er een opkomen voor het recht van de belijdenis in de hele breedte van de kerk? Waren we niet tevreden met de ruimte die men ons gaf? Hebben wij de Heere in dat oordeel aangeroepen?
Verootmoediging gaat nog dieper als we de vrijzinnigheid, losbandigheid, verscheurdheid en ongehoorzaamheid aan Gods Woord als onze persoonlijke schuld voelen.
Er is ook nog een ander aspect aan de schuldbelijdenis. Is het niet hoog nodig dat wij als kerk onze schuld belijden richting de Afscheiding en de Doleantie? Hoe hebben wij ons gedragen tegenover ds. Ledeboer en ds. Kohlbrugge! Het proces van kerkelijke vereniging is alleen geestelijk als we ons kerkelijk voor de breuken in de historie verootmoedigen. (pag. 5,6)
Erkenning van schuld is alleen oprecht als we met de beleden zonden breken. Als het onze zonde is geweest dat we niet zijn opgekomen voor het recht van God op geheel onze kerk zullen we dit thans met dubbele kracht moeten doen. Spreken over Gods gericht is alleen geloofwaardig als het samengaat met een oproep tot bekering en reformatie.
Zolang de nieuwe kerk nog geen feit is, zal het besef van Gods ongenoegen over onze kerkelijke situatie de oproep tot reformatie des te klemmender maken. Als we erkennen dat de nieuwe kerk een oordeel van God is, dan zal ons hele gedrag hiervan een belijdenis zijn. Het oordeel van God kunnen we alleen maar vrezen! Bij Gods oordelen past geen gemoedelijke glimlach, maar huiver en ontzetting. (pag. 6)
Zeker kunnen we niet ontkennen dat dezelfde Christus in de gereformeerde gezindte buiten de Nederlandse Hervormde Kerk aanwezig is. Laten we met hen de eenheid zoeken en gestalte geven. (pag. 38)
In deze citaten klinkt een hartelijk besef van de noodzaak van reformatie. Deze oproep tot bekering sluit aan bij de inhoud van onze artikelen. Moge dit geluid van ds. Van Vlastuin blijven doorklinken in de HHK. Zodat verootmoediging inderdaad leidt tot concrete schuldbelijdenis tegenover de HERE in de eerste plaats. Maar zodat deze verootmoediging ook gepaard gaat met de concrete daden van het breken met tolerantie en eigenwilligheid. Wanneer zo de HHK weer voluit ge-reformeerd (=her-vormd) wordt, dan wordt in de eerste plaats voldaan aan Gods recht. Dan zal God tot zijn eer komen, en zal bij de HHK de weg naar de eenheid met allen die Gods recht en eer zoeken open liggen.
Helaas is er door sommigen uit de HHK negatief gereageerd op deze oproep van ds. Van Vlastuin. Daarom menen wij met nadruk te moeten wijzen op de noodzaak de weg te gaan die hij heeft aangewezen.
Nogmaals, het gaat ons er niet om vanuit de hoogte naar de HHK te spreken. Breken met de zonde, de ongerechtigheid, is voortgaande opdracht voor een ieder die bouwt op het vaste fundament van apostelen en profeten.Conclusies
We zijn nu toe aan onze conclusies. We hebben breed geschreven over de HHK n.a.v. de brief die een tweetal van haar leden had opgesteld en publiek gemaakt. Een heleboel zaken bleven onbesproken. Interne aangelegenheden waar wij geen weet van hebben. Bijvoorbeeld hoe het staat met de drie modaliteiten binnen de HHK en hun onderlinge band. Het ging ons alleen om het appèl tot eenheid in de waarheid. Een appèl dat ook tot ons uitgaat. We schreven aan het begin van deze serie dat we dankbaar waren dat deze brief binnen de HHK was verzonden. We herhalen dit hier, nu we aan het eind gekomen zijn. Ook al vanwege het feit dat het heeft gediend tot bewustwording van onze roeping. En vanuit die roeping zijn er ook kritische kanttekeningen gemaakt. Het is onze vurige wens dat deze worden opgevat als versterking tot het appèl tot eenheid. En om de ander daarin te kunnen dienen.
Kerkelijke eenheid van alle ware gereformeerde belijders in Nederland is geen utopie, zo begonnen we dit laatste artikel. En we grepen daarbij naar de belofte en de eis van Gods verbond.
Datzelfde Verbondswoord wijst ook de weg waarlangs die eenheid tot stand moet komen.
Concreet bezien zijn er dan de volgende voorwaarden te stellen aan die eenheid:
1e. Het opgeven door de HHK van de aanspraak “vaderlandse kerk”, waardoor zij als instituut zich niet langer boven de gehoorzaamheid aan Christus en Zijn Woord blijft stellen. (art. 7, 28 en 29 NGB)
2e. Het verwerpen van de Kerkorde van 1951 en de terugkeer naar de Kerkorde van Dordrecht en daarmee het weer instellen en handhaven van de door de HEERE Zelf o.a. in Titus 3:10 (over het verwerpen van een ketters mens) geboden leertucht, zoals geregeld in art. 79 en 80 van de DKO.
3e. Het hartelijk handhaven en laten functioneren van Schrift, Gereformeerde belijdenis en Dordtse kerkorde zowel intern als in de externe contacten.
Moge de HERE dit bewerken tot zijn eer en tot opbouw van de Kerk van Jezus Christus.