Rubriek: Voor de Jongeren
Schrijver: Annie Snippe-van der Linden
Jaargang: 7
Nummer: 26
Datum: 2013-06-05
Terug
Onrustig is mijn hart, tot het rust vindt in U.Deze uitspraak is van Augustinus. Wie hij was en wat hij deed? Lees maar mee. In dit artikel zullen we terugkijken op zijn leven. Een leven waarin Augustinus veel strijd en moeite heeft gekend. Een leven waarin hij werkelijk onrustig was, tot hij rust vond bij God. Daarna heeft hij nog veel mooie dingen mogen betekenen voor de kerk. Ja ook voor ons hebben zijn werken nog betekenis. Augustinus, we noemen hem niet voor niets kerkvader. Aurelius Augustinus werd geboren in 354 in Thagaste, een plaats in het huidige Algerije. Zijn vader Patricius was stadsbestuurder van beroep. Hij was een heiden, oppervlakkig en bruut. Hij leek zich alleen druk te kunnen maken over de carrière van zijn zoon. Augustinus spreekt later dan ook niet waarderend over hem. Anders is dat met zijn moeder Monnica. Zij was een trouwe, vrome christin. Augustinus beschrijft haar later als nederig en wijs. Na de lagere school krijgt Augustinus op het voortgezet onderwijs (onder andere) les in heidense literatuur, retorica en schrijfstijl. Retorica, dat is welsprekendheid. Een manier van spreken (en schrijven) die erop gericht is de luisteraar te overtuigen. Na het voortgezet onderwijs volgt een jaar niets doen. Augustinus stort zich in het uitgaansleven met de daarbij behorende liefdesavonturen en pleegt diefstal om erbij te horen. Vader Patricius vindt het allemaal prachtig. Hij moedigt zijn zoon aan, in tegenstelling tot zijn vrouw. Zij waarschuwt Augustinus. Iets waar Augustinus op dat moment alleen maar om kan lachen. Later zal hij over deze periode zeggen: wie God verlaat, verlaat ook zijn waarschuwende stem. Zal ook jij deze waarschuwing ter harte nemen in de puberteit met de vele verleidingen die er op je afkomen? Als Augustinus 17 jaar is, gaat hij naar Carthago om te studeren voor retor. Carthago is de hoofdstad. Een stad vol verleidingen, seksuele uitspattingen, gladiatorengevechten en openbare zonden. Augustinus wil meer invulling van zijn leven, maar vult zijn leven met leegte. In 372 sluit Augustinus een concubinaat met een meisje. Een concubinaat is een samenlevingsvorm uit die tijd. Je zou het kunnen vergelijken met het geregistreerd partnerschap, zoals wij dat nu kennen. Een jaar later wordt hun zoon geboren. Zijn naam is Adeodatus, dat betekent: door God gegeven. We zien dat Augustinus zijn christelijke opvoeding niet helemaal vergeten is. Augustinus studeert hard. Na een lezing over gelukkig leven gaat hij op zoek naar wijsheid en waarheid. Hij grijpt naar de Bijbel, maar is teleurgesteld in het taalgebruik. Op zoek naar een antwoord op de vraag waar het kwade vandaan komt, sluit hij zich aan bij de sekte van de manicheërs. De oprichter Mani zag zichzelf als de door Jezus beloofde openbaarder. Augustinus zou ongeveer 10 jaar lid blijven van deze sekte. Door de jaren heen gaat hij echter steeds meer twijfelen aan de leer van Mani. Hij vindt bij deze sekte geen innerlijke bevrediging. Op 19-jarige leeftijd is Augustinus klaar met zijn studie. Hij gaat samen met zijn vriendin en zoon terug naar Thagaste. Augustinus wordt leraar retorica. Dat gaat goed totdat er een vriend overlijdt die net bekeerd was tot het christendom. Augustinus, die zelf nog innerlijk verdeeld is, weet niet wat hij met deze situatie aanmoet en vlucht naar Carthago. Hij schrijft stukken over de broosheid en vergankelijkheid van het leven in een poging dingen te verwerken en eindelijk innerlijke rust te vinden. Het lukt hem niet. Wel komt Augustinus langzaam los van het manicheïsme. Hij vindt bij deze sekte geen antwoord op zijn vragen. Ook zijn moeder Monnica kon geen antwoord geven op de vragen van Augustinus. Zij had daar te weinig kennis voor. Dit verklaart een beetje waarom Augustinus zo lang een zoeker is gebleven. De Bijbelse kennis was niet aanwezig. Ook voor ons vandaag een aansporing om ernst te maken met het bestuderen van de Bijbel! Augustinus is 30 jaar als hij in Rome als retor gaat werken. Daar verergert zijn geestelijke crisis door omstandigheden. Er komt een nieuwe uitweg. Augustinus wordt voorgedragen als retor in Milaan. Hij krijgt daar een benoeming als staatsprofessor. In Milaan ontmoet Augustinus de bisschop Ambrosius. Dit brengt een positieve verandering teweeg in Augustinus houding tegenover het christendom. Toch gaat hij nog niet over naar het christendom, omdat hij nog nergens écht van overtuigd is. Zelf beschrijft hij het zo in zijn Belijdenissen: Augustinus is een succesvol man met een geslaagde carrière. Toch is hij niet gelukkig. De lange, lange zoektocht naar de waarheid heeft hem nog geen rust opgeleverd. Hij voelt zich aangetrokken tot het christendom en deinst er ook voor terug. Er zijn nog twee belangrijke problemen waar Augustinus mee worstelt. Het probleem van het kwaad (hoe kan kwaad ontstaan als God alles goed geschapen heeft?). En het probleem van een juiste voorstelling van God (als God niet lichamelijk is, wat is Hij dan?). Augustinus maakt kennis met het neoplatonisme. Hij leert hieruit dat God een geestelijk wezen is (onstoffelijk, onveranderlijk, onvergankelijk). God is ver verheven boven de vergankelijke wereld van zichtbare dingen. Augustinus leert ook de oorsprong van het kwaad beter begrijpen en keert zich definitief af van de sekte van de manicheërs. Augustinus dankt God voor het in handen krijgen van boeken van de neoplatonisten. Hij moest alleen wel erkennen dat hij de naam van Christus in de boeken miste. Zelf miste Augustinus de kènnis van Christus. Hij zag Hem slechts als de volledige mens. Daarom grijpt hij weer naar de Bijbel en leest met name de brieven van Paulus. Deze keer vindt hij wel antwoorden. Er is nog één hindernis te overwinnen, namelijk zijn eigen wil. Augustinus heeft geen zin om te breken met de wereld en om de smalle weg in te slaan. Hij stelt een beslissing uit. De doorbraak vormt een vertelling van een bekeringsgeschiedenis. Na het vertellen van deze geschiedenis aan Augustinus, woedt er nog een laatste, hevige strijd in hem. Hij rent naar de tuin en zakt in tranen neer onder een boom. Dan hoort hij een kind in de tuin ernaast de woorden zeggen: neem en lees. Augustinus beschouwt dit als goddelijke boodschap om de Bijbel open te slaan en te lezen. Op dat moment bekeert Augustinus zich tot het christendom. Hij kent geen verlangen meer naar de wereld en trekt zich terug op een landgoed om zich te wijden aan gebed, studie en meditatie. Eindelijk heeft Augustinus rust voor zijn ziel gevonden. Toch is hij nog steeds zoekend. Zoekend naar duidelijkheid en vastheid. Zijn kennis van de Bijbel en de christelijke leer is gering. Mede daarom neemt hij bestaande denkvormen over en kleurt deze christelijk in. Later heeft hij dan ook afstand moeten nemen van verschillende uitspraken. Na vijf jaar komt Augustinus terug in Thagaste. Samen met vrienden vormt hij een kloostergemeenschap. Hij verdiept zich in de Bijbel. Hij schrijft diverse boeken en geschriften onder andere tegen manicheërs en om aan te tonen dat het christendom de ware religie is. Aan het einde van het jaar 390 reist Augustinus naar Hippo Regius. Daar wordt hij onverwacht gekozen tot presbyter (ouderling/ priester). Augustinus is hier niet blij mee. Hij huilde zelfs om de verantwoordelijkheid en last die dit met zich zou meebrengen. Tegenstribbelen helpt echter niet. Augustinus krijgt wel tijd om zich voor te bereiden. Op 6 april 391 aanvaard hij zijn ambt en vestigt hij zich in Hippo Regius. Als een van de eerste dingen keert Augustinus zich tegen oude heidense gebruiken die nog waren overgebleven in de christelijke kerk. Het werk van Augustinus als presbyter wordt gezegend. Daarom wordt hij in 395 gewijd tot mede-bisschop. Enkele maanden later overlijdt de bisschop Valerius en wordt Augustinus bisschop. Hij is dan 42 jaar. Tijdens zijn bisschopsambt heeft Augustinus gestreden tegen verschillende dwalingen. Allereerst tegen de donatisten. Deze stroming ontstond na de christenvervolging. De donatisten streefden naar een zuivere kerk met alleen maar volmaakte mensen. Daarom waren zij het er niet mee eens dat christenen die tijdens de vervolging hun geloof hadden verloochend, weer bij de kerk wilden horen. Daarnaast deden de donatisten aan overdopen en vereerden ze martelaren. Zo zorgden ze voor veel innerlijke onrust in de kerk. Augustinus heeft geprobeerd de scheur te helen. Hij zocht het gesprek maar dit had geen succes. Daarom is de strijd gestreden via brieven en grote werken. Een strijd die Augustinus ongeveer 20 jaar heeft gekost. Nadat het donatisme tot een ketterij was benoemd, zijn er strenge maatregelen tegen de donatisten genomen. Daarnaast was er de strijd tegen het pelagianisme. Deze dwaling was meer verborgen in de kerk. De pelagianen leerden dat de mens een vrije wil heeft. Er is geen erfzonde. De zonde ontstaat door navolging van Adam, goed leven door navolging van Christus. Ook deden de pelagianen niet aan kinderdoop. Augustinus leerde dat er wél erfzonden zijn. Ook leerde hij dat de mens geen vrije wil heeft. De wil wordt gestuurd door God of de satan. Augustinus weerlegde de leer van de pelagianen in verschillende brieven en werken. Latere kerkvaders (zoals Luther en Calvijn) konden terugvallen op deze werken. Zo heeft Augustinus ook in de latere reformatie veel invloed gehad. Naast al deze goede punten zien we ook een dwaling bij Augustinus. Hij leerde namelijk dat men zonder kinderdoop niet zalig kon worden. Hij ging daarin voorbij aan het feit dat de doop slechts een teken en zegel is. Het verbond is de basis. Dan was er nog een groep mensen die het niet eens waren met Augustinus en niet eens waren met de pelagianen. Zij vormden de semi-pelagianen. Zij waren van mening dat er eerst sprake moest zijn van eigen verdiensten. Daarna verleende God hulp voor het bereiken van gerechtigheid. Dat klinkt heel ingewikkeld. Daarom een voorbeeld. De semi-pelagianen zeiden: het gebed om genade is de voorbereiding tót de genade. Nee, zo zei Augustinus. Het gebed is een genadegave. God werkt zowel het willen als het werken in ons (Fil. 2:13). Dat wij het goede willen is alleen te danken aan God! Over de uitverkiezing zeiden semi-pelagianen het volgende: God heeft alleen geweten wie zouden geloven en hen daarom uitverkoren. Augustinus en wij belijden: God heeft ons uitverkoren en daarom geloven wij. Augustinus was een bouwer van de christelijke leer. Met de bestrijding van de leer van de pelagianen en de semi-pelagianen legde Augustinus al de basis voor de Dordtse Leerregels, die 1000 jaren later geformuleerd zouden worden (o.a. DL I, art.9). Dat laat ons zien de eenheid van het geloof door de eeuwen heen! Ook was Augustinus de eerste die dogmas (uitwerking van een bepaald leerpunt) formuleerde. Daardoor heeft hij veel invloed gehad op de latere reformatie. Augustinus komt aan het einde van zijn leven. In september 426 draagt hij zijn ambt over. Daarna wijdt hij zich aan de ordening van zijn werken. Na herlezing van zijn werken komt er nog één werk, namelijk Retractationes. Dit boek bevat informatie over ontstaan en toedracht van zijn (ruim 250!) werken. Een zeer waardevol naslagwerk. In augustus 430 wordt Augustinus ziek. Hij overlijdt op 28 augustus. Een jaar later wordt de stad volledig verwoest. Maar door Gods hand blijft de bibliotheek met werken van Augustinus volledig bewaard. Daardoor kunnen wij ook vandaag nog leren van Augustinus, een van onze kerkvaders.Jeugd
Studententijd
Aan het werk
Bekering
Terug in Afrika
Kerkvader
Slot