Deut. 6:7,24,25: Vers 7 geeft aan de invulling van de belofte van ouders bij de doop van hun kind: om hen naar vermogen te onderwijzen en te laten onderwijzen in de leer van de volkomen verlossing. We lezen hier van de methode die daarvoor gebruikt moet worden. Eerst wordt hier gesproken over je kinderen inprenten. Het woord inprenten is letterlijk: door herhaling inscherpen. De woorden van de Here moeten zo overgebracht worden aan de kinderen, dat ze een onuitwisbare indruk achterlaten. Bij het opgroeien onderwijzen betekent dus telkens en telkens weer Gods Woord bijbrengen. Afhankelijk van de leeftijd mag het onderwijs moeilijker worden. Onderwijs door steeds maar weer inprenten vraagt niet alleen om bepaalde, geregelde tijden. Het is eigenlijk een doorlopende opvoeding: daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. Over Gods Woord spreken, waar je ook bent! Of de kinderen buiten gaan spelen of dat ze weer binnenkomen. Of met betrekking de oudere jeugd: of ze 's avonds naar vrienden gaan of als ze daar weer van terugkomen: spreken over de Here en zijn Woord. Bij het naar bed gaan en bij het opstaan. Kortom, de woorden van God zullen wij steeds op onze lippen moeten nemen. We zullen ze bij alle gelegenheden overbrengen op onze kinderen, ze uitleggen en aangeven hoe we ernaar moeten leven. We zullen daarbij onze eigen woorden op Gods Woord moeten afstemmen en zo Gods Woord voorleven aan onze kinderen. Zodat die geboden werkelijk ingeprent worden, onuitwisbaar bezit nemen van hun hart. Hun denken en voelen gaan vormen. Onze doopbelofte houdt in dat ouders dat naar vermogen doen. Dat wil zeggen, met heel hun inzet, met al hun krachten, met hun vermogen. De één zal daarin meer verstandelijke vermogens hebben dan de ander, maar allemaal zullen we als ouders dat doen naar vermogen. Met de gaven en krachten die we hebben gekregen, dus niet minimaal. Het is belangrijk dat de ouders onder ons het geweldige voorrecht ervan inzien maar ook de dure plicht. Het is toch eenmaal onder ede beloofd aan de Here en voor zijn gemeente. Om de kinderen naar vermogen te onderwijzen en laten onderwijzen. Het accent mag dan niet op het tweede liggen, het láten onderwijzen. Nee, dat komt na dat eerste, het zelf onderwijzen, als het spreken over God en Christus, over zijn beloften en zijn eisen in het verbond. Om zo kinderen van het verbond te helpen hun Vader in de hemel steeds beter te kennen. Hem lief te hebben en hun leven aan Hem te willen geven. Daarbij mogen ouders instrument zijn van de Heilige Geest. We hebben momenteel maar weinig meer over van het verlengstuk van onze opvoeding als ouders in de reguliere gereformeerde scholen. Het verlengstuk van vroeger, waardoor het laten onderwijzen vorm mocht krijgen. Waarbij we toen konden zeggen dat de onderwijzer of leraar een aanvulling gaf op de geloofsopvoeding van de ouders. Dat was vroeger een bijzondere zegen van de Here. Een zegen die toen ook vele ouders lui heeft gemaakt. Lui in het zèlf onderwijzen. Nu dit verlengstuk nagenoeg weggevallen is, moeten wij daar dus niet van schrikken, maar in geloof en vertrouwen onze taak blijven verstaan als gelovige ouders. Zelf weer huiselijke godsdienstoefening instellen of uitbreiden. Waarbij vader en moeder systematisch hun kinderen onderwijzen in de Schriften en de grote daden van God in de kerkgeschiedenis bijbrengen. Dat vraagt inspanning en oefening van de ouders zelf. Maar dat brengt hen ook zelf dichter bij de Here. In de vertrouwelijke omgang met Hem. Dat mag offers kosten. Want de HERE vraagt het van ons, en wij hebben het aan Hem beloofd. Naast het gehoorzaam vervullen van de opdracht thuis, is er ook de plicht om de mogelijkheden te benutten of uit te breiden van het huidige (aanvullend) Gereformeerd Onderwijs dat na de recente Vrijmaking van start is gegaan. Wat vertellen we nu onze kinderen? Nu, vooral over de grote daden van de Here. De daden van Schepping en Verlossing. We zullen onze kinderen duidelijk maken de liefde en genade die God hen toont. Hen zo het verbond van genade bijbrengen. Vertellen wie de Here Jezus is, en wat Hij voor ons gedaan heeft. Deut. 6:20v zegt het zo in oudtestamentische taal: We zullen dus onze kinderen bijbrengen de grote verlossingswerken van de Here. De Bijbelse geschiedenis én de Kerkgeschiedenis, die getuigen van die grote daden. We zullen daarbij de diepe betekenis van al het handelen van de Here moeten overbrengen. De beloften die Hij ons geeft. Wat betreft Gods geboden en verboden zult u ook het antwoord moeten geven op de vraag van uw kinderen: hoe zit het nu met die geboden? Wat is daar nu de zin en de bedoeling van? Het antwoord daarop vraagt geen intellectuele kennis. Maar gewoon geloofskennis van het evangelie. De kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. We waren dienstknechten, maar de HERE heeft ons door zijn sterke hand uit Egypte geleid! Zoals we ook elke zondag de inleiding van de 10 geboden krijgen voorgehouden: Ja, zo spreekt de HERE ons Zelf persoonlijk aan. Zo vat Hij zijn rijke beloften aan ons nog steeds samen. Die in Christus verder zijn vervuld. Het overbrengen van deze rijke beloften van de Here, Zijn blijken van trouw en goedheid, zijn dan ook essentiële onderdelen van de geloofsopvoeding. Mozes laat in Deut. 6 horen hoe in het onderwijzend antwoord van de ouders aan de oudere zoon eerst Gods belofte genoemd wordt (vers 21-23) om daarop vervolgens ook de eis van Gods verbond voor te houden in de verzen 24 en 25: Ja, dat moet ook gezegd worden: de Here vraag van ons een levend geloof, een geloof dat uitkomt in de werken van geloof. Dit is geen werkheiligheid of rechtvaardiging door werken, maar dat mogen in Christus werken zijn die voortkomen uit geloof. Zo mogen en moeten ook wij onze kinderen opvoeden in de vreze des Heren. Dat houdt in de eerste plaats in dat ze Gods liefde zullen kennen en leren hoe ze Hem hun wederliefde moeten geven. Dan zal op het overbrengen van geloofskennis, op het geven van geloofsonderwijs Gods zegen mogen rusten. Maar waar deze ware kennis ontbreekt, gaat het volk te gronde. De profeet Hosea trad op in een Israël waar nog wel uiterlijke godsdienstigheid bestond. Maar waar de liefde voor God en de ware kennis van Hem ontbrak. Maar die godsdienst was daarom maar schijn. De Here zegt in Hosea 6:6: Doopbelofte
Daarover spreken
Inhoud van het onderwijs?