1 Kor. 15:51-57: 1 Korintiërs 15 handelt over de betekenis van de opstanding van onze Here Jezus Christus. Over de zekerheid van die opstanding. En over de heerlijke gevolgen ervan voor de gelovigen, nl. de opstanding van het vlees. Door Christus opstanding mag nu de opstanding van het lichaam van al de Zijnen werkelijkheid worden op de jongste dag. Paulus mocht ons als Gods Woord doorgeven hoe het dan zal toegaan. Niet om onze nieuwsgierigheid te bevredigen. Er blijven genoeg vragen over. Maar om ons de rijkdom ervan te doen verstaan. Zodat die onze hoop en ons geloof mag voeden. Onze sterfelijke lichamen zullen in een punt van de tijd, in een ondeelbaar ogenblik, een fractie van een seconde dus, veranderd worden (vers 52). Van een sterfelijk aftakelend lichaam in een onsterfelijk verheerlijkt lichaam (vers 53). Dat zal gebeuren als de laatste bazuin klinken zal. Dan zullen lichaam en ziel van de gelovigen voor eeuwig in een volmaakt geheel verenigd worden. Met dat ondeelbare ogenblik mag dan meteen het eindpunt zijn bereikt van het grote verlossingswerk van onze Here Jezus Christus. Vers 54 geeft dat aan: dàn zal werkelijkheid worden dat de dood verzwolgen is in de overwinning! De dood is dan opgeslokt in de overwinning! De dood heeft dan definitief afgedaan, is volkomen vernietigd voor de gelovigen. Christus, die de doodsmacht al haar eigenlijke macht heeft ontnomen, heeft dan ook de tijdelijke dood voor de Zijnen als resterende macht overwonnen. Op dat ondeelbare moment van de jongste dag mogen allen die bij Christus horen ervaren: de dood heeft nu geen enkele macht meer over ons. De dood is voorgoed verdwenen. Paulus verplaatst zich al naar dat moment. Hij hoort dan al uitroepen: Dood, waar is nu jòuw overwinning? (vers 55). Dood, je hebt verloren, je bent verslagen. Dood, je hebt geen angel meer. Geen prikkel waarmee je de mensen de doodsteek kunt geven en ze in je macht kan houden. Maar dood, de angel is er nu uit en daarom heb je geen vat meer op ons. De angel is er door Christus als Overwinnaar voor ons uitgehaald. Zo zal dat eenmaal met intense vreugde mogen worden vastgesteld. Als de gelovigen weer tot leven komen. Als de lichamen weer verrijzen in volmaakte harmonie. Onsterfelijk, want de dood heeft geen enkele macht meer (vers 54). Er is dan ook geen aftakeling meer. Dan mag ook de volkomen overwinning worden gevierd. Waarbij ziel en lichaam weer tot een complete en gave mens zullen worden verenigd. Zo zal dat eenmaal werkelijkheid mogen worden. Ons leven nu, is nog in verwachting van dat heerlijke moment. We mogen wel al de hoop daarop vestigen. De Korintiërs waren destijds nog niet zover en wij, zon kleine 2000 jaar later, hebben dat ook nog niet bereikt. Maar ter versterking van hun en òns geloof heeft Paulus dit geschreven. Want de vaste hoop erop mag er al zijn omdat de grond voor wat komen gaat door de opgestane Here Christus al gelegd is! De rechtskracht is al verleend aan wat nu volgen moet. De Here heeft nl. in beginsel die angel al verwijderd. Want Hij heeft de zondemacht al overwonnen aan het kruis. Al zijn er nog wel steeds restanten van bezig in onze nog zondige lichamen. Maar in Christus is de overheersende kràcht van de zondemacht in de Zijnen al wel gebroken. En daarmee is wat macht gaf aan de dood, in beginsel al door onze Heiland onschadelijk gemaakt. De dood deed zijn intrede bij de eerste zonde, die van Adam. Als straf op die zonde. Door de zonde kreeg de dood vat op de mens. En ja, die zonde was overtréding van de wet die God had gesteld. Als wet ten leven. Eerst in het paradijs de wet van het proefgebod: om niet van de boom der kennis van goed en kwaad te mogen eten. De Here had daarbij gezegd: ten dage dat gij daarvan eet zult gij sterven. Maar de mens was toen in zijn hoogmoed welbewust ongehoorzaam geweest. En zo kwam de dood in het leven van de mens, als straf op de zonde. Later kwam God met uitgebreidere geboden in de wet van de Sinai, om het verbondsleven met Hem te reguleren. Maar daardoor kwam de zonde nog duidelijker aan het licht (Rom. 5:20). De eigen begeerten maakten dat men liever de dood zocht dan het leven. Zonder genadig ingrijpen van God zou de hele mensheid door de dood buiten God worden gesloten in de buitenste duisternis. Dat geldt nog steeds. Want ook wij liggen van onszelf midden in de dood, nl. midden in uitzichtloze ellende, wachtend op de eeuwige toorn van God. Niet één mens is van zichzelf rechtvaardig, zegt Rom. 3. Niet één buiten Christus. Ook niet zij die de wet van God hebben gekregen. Nee, juist zij zondigen van zichzelf vaak ernstiger. Buiten Gods ontferming in Christus, was en is er dus zegt Paulus in vers 56 nog steeds deze volgorde: Gods goede wet deed de zondaar tot zonden komen, en die zonden zijn vervolgens weer prikkels, aanleidingen tot de dood. Paulus stelt hier een ijzeren wetmatigheid vast waarin de mens door eigen schuld volledig was vastgelopen. Maar en dit is het maar van de grote verwondering vanwege de omslag , maar Gode zij dank (vers 57). Gode zij dank, want in dit voor de mens zelf onomkeer-bare proces, greep God genadig in. Hij wilde de Zijnen verlossen uit de ijzeren greep van de zondemacht en de daaraan verbonden doodsmacht. Hij, onze God, greep genadig in door Zijn Zoon te zenden. Die voor ons de overwinning op de zondemacht en op de doodsmacht behaalde, door Zijn kruisdood en opstanding. In Hem wil God ons vervolgens als Zijn aangenomen kinderen als erfgenamen doen delen in de overwinning van Christus. Deze weg van onverdiende verlossing maakt bij Paulus deze uitroep van grote dankbaarheid aan God los: Als we deze rijkdom van het evangelie goed beseffen, zal ze ons in vuur zetten. Dan zullen onze harten branden voor God en Christus. We waren met banden van de dood vastgebonden, maar zijn nu tot overwinnaars uitgeroepen door onze Here Jezus Christus. Dat is verkiezende liefde. Dat is weergaloze genade. En dat geeft zekerheid aan het geloof en vastheid aan het leven. Want dit aardse leven mag uitlopen op het eeuwige leven in onsterfelijkheid, waaruit zonde en dood helemaal verdwenen zijn. Dat mag ons nu al net als Paulus in hoge staat van geluk brengen. Daar kan geen enkele zgn. charismatische opwekking of een zgn. geestesvervoering aan tippen. Gode zij dank! Ja het is uitsluitend aan God te danken dat de dood is overwonnen. En het is verkiezende genade dat wij zouden mogen zeggen: God geeft aan ons de overwinning door onze Here Jezus Christus, de Paasvorst, de Eerstgeborene uit de doden. Wat hebben wij daar nu aan verdiend? Helemaal niets. Ook bij ons was en is het overtreding op overtreding. Want nog is de strijd tegen de zonde die in ons is overgebleven, elke dag nodig. Ook nu, als we geloven in onze Heiland, houden we Gods hulp en bijstand, en Zijn Geest in alles nodig. Maar tegelijk mogen we ons in Christus al wel overwinnaar weten. Overwinnaar in die zin dat we bij Christus mogen horen, die heeft overwonnen. Als Hij ons vasthoudt en we Hem mogen blijven volgen en zo volharden in het geloof, daar komt het nu op aan in onze levens. De troost die er mag zijn in leven en sterven, is dat we het eigendom zijn en blijven van onze Here Jezus Christus. Die troost geeft ons het uitzicht op het eeuwige leven. Want die troost houdt in dat we weten dat onze Verlosser leeft. En dat Hij ons wil doen delen in Zijn overwinning. De overwinning op de zonde en straks ook op alle gevolgen van de zonde. Leven bij de enige troost, leven als volgeling van Jezus Christus, als discipel van de opgestane Here, geeft uitzicht op die overwinning, 1 Kor. 15:20-23: Dat uitzicht mag nu ook onze hoop zijn die ons doet volharden in dagen van moeiten, in dagen van ziekte. We mogen dan jong en oud weten: als de Here ons vasthoudt, dan mogen ook wij dat moment bereiken, dat punt des tijds, dat ondeelbare ogenblik waarop allen die bij God horen veranderd zullen worden. Als we die hoop hebben, laten we dan daarvoor de Here overvloedig danken. Want Hij geeft ons die overwinning.De dood is verzwolgen in de overwinning
Dood, waar is uw overwinning?
Dood waar is uw prikkel?
Maar Gode zij dank