Gods Woord en het eeuwige leven


In het afgelopen verenigingsjaar mochten de meesten van ons Gods Woord openen en zo luisteren naar wat de HERE tot ons zegt. Met elkaar konden we Bijbelteksten of onderwerpen doorspreken en mochten we Gods wil en Woord verstaan en toepassen in ons leven. Gods Woord is voor ons de basis van alles wat wij doen, daarheen gaan we telkens weer terug om te vragen: Here, hoe wilt U gediend worden? In dit artikel willen we eerst eens kort kijken naar de vraag met welk doel wij Gods Woord bestuderen en vervolgens de lijn doortrekken naar het prachtige uitzicht dat God ons geeft door het geloof in de Schriften.

Gods Woord – richten, gronden, bevestigen


Laten we eerst goed bekijken wat we precies doen met Bijbelstudie. De Bijbel, dat is Gods Heilige Woord. Uit genade heeft Hij zijn Woord gegeven aan de mensen en heeft Hij ervoor gezorgd dat zijn Woord is opgeschreven en bewaard is gebleven. Zo kunnen wij Gods wil kennen om ons geloof ernaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen, zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis (in artikel 5) dat zegt. Dat betekent als eerste dat ons geloof is gebonden aan de Schrift: we richten ons geloof ernaar. Wat de Bijbel zegt is het einde van de tegenspraak. Alle meningen van de mensen moet daaraan getoetst worden. Als we dat niet doen en ons geloof zich van de Schrift verwijdert dan raakt het geloof verward, verliest het zijn kracht en wordt het onvruchtbaar. Het is dus erg belangrijk om Gods Woord goed te kennen en te zien of onze mening wel naar Gods Woord is. Als tweede zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat wij ons geloof daarop gronden. Wij kunnen ons geloof niet bewijzen, maar we moeten alleen aantonen dat wat wij geloven ook daadwerkelijk staat in Gods Woord. Zo geven wij ons geloof een grond. We geloven het niet zomaar, maar wij geloven het, omdat onze trouwe God het heeft gezegd, zijn Woord is vast en zeker! En als derde wordt gezegd dat wij met de Heilige Schrift ons geloof bevestigen. Dat betekent dat God ons wil voeden met zijn Woord, Hij wil ons geloof door zijn Woord laten groeien. Op die manier zullen wij steeds meer Gods wil naleven in de dagelijkse omgang met mensen en in onze normale arbeid. Daarom moeten wij steeds de Schriften onderzoeken en leren verstaan (1 Petrus 2:2).
Hiermee geeft de Nederlandse Geloofsbelijdenis dus de noodzaak aan om te blijven studeren in Gods Woord. Zijn Schrift is het bepalende in heel ons leven: als richtinggever, als fundament en als voeding voor ons geloof.

Gods Woord – bevel tot geloof


Door het geloof mogen we de échte werkelijkheid zien, die niet zomaar zichtbaar is. Nee, de werkelijkheid moet ons geopenbaard worden, omdat we vanuit onszelf blind zijn. Die werkelijkheid wordt ons dus door God gegeven. Zo mogen wij ook zeker weten dat ons geloof nut heeft, want God heeft rijke beloften gegeven. Daar mogen wij op hopen, met een vaste hoop! Dat mogen wij niet alleen, dat moeten wij ook. Daarom vraagt de Heidelbergse Catechismus: wat móet een christen geloven? Wat God heeft geopenbaard, dat kan niemand zomaar naast zich neerleggen. Nee, het is een indringend bevel: geloof Mij! Misschien denken mensen wel dat het niet voor hen bedoeld is of dat het helemaal niet klopt, maar daar vergissen ze zich in! Een christen moet geloven wat God zegt, wat God in zijn evangelie ons belooft. De Heidelbergse Catechismus houdt dan niet op, maar vraagt door naar het doel: wat hebben wij eraan dat wij dit alles geloven? Het antwoord luidt: dat ik in Christus rechtvaardig voor God ben en een erfgenaam van het eeuwige leven. Dit antwoord bestaat dus uit twee onderdelen: we zijn gerechtvaardigd en mogen erfgenaam zijn van het eeuwige leven. Deze twee horen bij elkaar en zitten nauw aan elkaar vast. Beide mogen we ontvangen in onze Heiland: Jezus Christus. Hij is het middelpunt. In Hem hebben wij deze rijkdom en daarvoor zijn wij God eeuwig dankbaar. Dankbaar dat wij in Christus erfgenamen mogen zijn. Erfgenamen van het eeuwige leven.

Gods Woord – erfgenaam


God, de Schepper van hemel en aarde, komt tot de voleinding van zijn wereld, van zijn schepping. Hij heeft een groot doel voor ogen, waaraan wij deel mogen hebben. Dat zagen we al in de Heidelbergse Catechismus, namelijk dat wij door Christus gerechtvaardigd zijn en erfgenamen mogen zijn van het eeuwige leven. Gods doel mag tegelijk ook ons doel zijn, door de weldaden van Christus. Al die weldaden worden ons aangeboden, die moeten we aannemen. In geloof mogen we zeggen: HERE, ik kan het niet uit mijzelf, maar neem mij in Christus aan als uw kind. En als we dat geloven, mogen we in volle overtuiging zeggen dat ook wij rechtvaardig zijn voor God en erfgenamen van het eeuwige leven.
Erfgenaam, dat betekent dat we een erfenis mogen ontvangen. Door Gods eigen belofte weten we: Christus is onze Verlosser en Hij heeft het eeuwige leven verworven. Wij mogen door Christus' offer kinderen van God zijn en zo ook deel hebben aan zijn erfenis. Hij deelt uit wat Hij verworven heeft, ja, Hij gééft het eeuwige leven! Die vreugde mogen wij nu al hebben hier op aarde, omdat wij weten: wij zijn kinderen van Hem, verlost uit al de macht van de duivel en mensen met het leven zonder einde. Wij zijn daarom blij, omdat we een doel hebben in ons leven hier en nu. Maar vanuit die vreugde hier op aarde kijken we natuurlijk veel verder. Een erfgenaam zal zijn erfenis straks pas in ontvangst nemen. We zullen het krijgen, maar we hébben de erfenis zelf nog niet in ons bezit. Die erfenis is weggelegd voor ons (1 Petrus 1:1-3). Het is nog niet verdeeld, de beloften zijn nog niet volledig vervuld. Wij gelóven dat wij deel hebben aan de vergeving van de zonden, maar een volledige verlossing ís er nog niet. Daarmee bedoel ik dat we nog steeds zondigen, iedere dag. Wij kunnen niet onder die zonde uit komen. Maar dáárom kijken wij dan ook vérder. Daarom kijken wij uit naar de wederkomst, om het eeuwige leven volledig te ontvangen. We kijken uit naar de erfenis die voor ons klaar ligt. De HERE bewaart die erfenis voor ons. Dat is de realiteit, ook al hebben we daarvoor geen zichtbaar bewijs. Ook al kunnen we nu nog niet zeggen: kijk, daar is die erfenis. De wetenschap zou zeggen: onzin, die erfenis kunnen we helemaal niet aantonen! Nee, de HERE vraagt ook gelóóf, op zijn Woord. Hij zégt: er is een erfenis, ook voor jou, als je Christus aanhangt en door het geloof bij Hem wordt ingelijfd. Want door het geloof mogen we de weldaden van Christus ontvangen: door het geloof zijn we rechtvaardig voor God en door het geloof schenkt Hij ons het eeuwige leven. Beide, de rechtvaardiging en het eeuwige leven moeten wij op zijn Woord geloven en Hem volledig vertrouwen. Die erfenis moeten wij met een gelovig hart aannemen!
Dat we nog niet volledig verlost zijn uit de zonde, dat zien wij maar al te vaak. Buiten ons – in de wereld om ons heen – maar ook in ons zelf – in ons doen en laten, in ons denken, ja in alles waar onze oude mens nog aanwezig is. We kunnen dus niet onder de zonde uit. En het ergste is, dat we er soms zelfs ook niet onderuit willen, omdat we het toch wel fijn vinden zoals het nu is. De HERE belooft ons geweldige dingen, en dat gelóven wij, maar léven wij er dan ook naar? Hebben wij dat uitzicht op een eeuwig leven als een troost? Of is het bij ons niet zoveel zeggend allemaal? Als wij niet beseffen dat er een veel mooiere werkelijkheid zal zijn, beseffen we dan wel goed hoe vaak wij de Here verdriet doen door Hem niet volledig te dienen? Waar de liefde voor déze wereld groeit, daar ontbreekt steeds meer het geloof in en de levende verwachting van de toekómende wereld. Dan beseffen we niet meer, hoe groot dat geschenk van onze HERE is.

Eén geheel


We gaan weer terug naar de Heidelbergse Catechismus. De Heidelbergse Catechismus vraagt wat het nut van ons geloof is (vr/antw 59). Daarop luidde het antwoord: door dit álles te geloven ontvangen we in Christus de rechtvaardiging voor God en worden we erfgenamen van het eeuwige leven. Door dit álles te geloven. Daarmee wordt gedoeld op alles wat in het evangelie beloofd wordt, waarvan de apostolische geloofsbelijdenis een samenvatting geeft. Deze apostolische geloofsbelijdenis werd uiteengezet vóór deze vraag. Al de artikelen die daarin staan moeten we van harte geloven, omdat ze in Gods Woord staan. Omdat God het ons beloofd heeft geloven we het. We moeten Hem op zijn Woord vertrouwen. Dat betekent niet alleen dat we de opstanding van Christus moeten geloven, maar bijvoorbeeld ook dat we het eeuwige leven moeten geloven en ook de belijdenis over de kerk. Dit alles is één groot geheel, dit alles moeten we daarom ook van harte aannemen en er naar leven. Zó mogen we rechtvaardig zijn en het eeuwige leven ontvangen. Maar misschien komt dit wat raar over. Misschien lijkt het nu net alsof we iets toevoegen bij de Bijbel, als voorwaarde om behouden te worden. Dat het lijkt alsof we een extra drempel leggen doordat we al deze eisen stellen. Wordt het niet wat ingewikkeld allemaal, en veel? Zijn dit ook allemaal voorwaarden die de HERE stelt? Ik denk dat we, als we deze vragen stellen, bij de verkeerde kant beginnen. Dan vragen we ons af: “moet dit allemaal?” Maar de vraag moet niet beginnen bij ons, mensen, maar de vraag moet beginnen bij God: “wat zegt de HERE, wat belooft Hij?” En dat is eenvoudig geloven: luisteren naar wat God zegt tot zijn volk, wat God zegt tot heel de wereld. En als we de dingen zo bekijken, stellen wij dan een te hoge eis? Maken wij dan drempels die boven Gods Woord uitgaan? Nee toch? Het geloof wordt dan één geheel, we worden afhankelijk van God: álles wat Hij zegt, daar luisteren we van harte naar.

Verlangen


En als we dit alles geloven, mogen wij zeker weten dat het eeuwige leven ook voor ons is weggelegd. Het eeuwige leven, dat veel mooier zal zijn dan het hier op aarde is. Als we dat diep tot ons door laten dringen, dan begrijpen wij waarom Paulus zegt (Filippenzen 1:23):
    ”ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste”.
Ook Hij heeft de vaste zekerheid dat Christus hem tot Zich zal nemen, een uitzicht dat 'verreweg het beste is'. Maar toch heeft Paulus het volle besef dat God hem hier op aarde ook een taak gegeven heeft. Hij zegt dan:
    ”maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil”.
En ook wij mogen met twee benen op de grond blijven staan. De HERE heeft ons hier op aarde een taak gegeven. Een taak om Hem te dienen, dat wij alles wat wij hebben inzetten om onze Schepper en Verlosser mee te eren en onze opdracht te vervullen. Zijn wil te doen en te getuigen van de liefde die wij hebben ontvangen in zijn Zoon Jezus Christus. Maar wél blijven wij staan in het licht van de wederkomst, dat blijft elke dag onze houding en ons uitzicht bepalen. Dat zegt telkens tegen ons: niet hier hebben wij ons Koninkrijk, maar wij zijn van een ander Koninkrijk, een hémels Koninkrijk!

Bede


Over de bede om Christus' komst staat heel het Bijbelboek Openbaring vol. Het verlangen naar de wederkomst, het begerig uitzien naar de eenwording van de gemeente van Christus, zodat we in een éénstemmig koor de HERE lof mogen zingen en in het hemels Jeruzalem. Waar geen onenigheid zal zijn, geen geharrewar over allerlei zaken. Nee, de rijkdom van Gods genade mogen we daar volledig genieten. Heel snel vermengen we dit zuivere verlangen ook met zonde, zodat we het op onszelf gaan richten. Dit verlangen mag geen begeerte zijn naar een éigen verbetering of een verheerlijking van de mens, maar het moet puur bestaan uit het verlangen naar vrijheid van de zonde en de Here te díenen en te éren. Dat is het tegenovergestelde van eigen liefde of eigen verbetering, maar dat is juist tot eer en glorie van onze God! Dit verlangen zal niet uit ons eigen hart opkomen, maar moet door de Heilige Geest ons gegeven worden. Laten we ook daarom Hem bidden en de genade afsmeken. Want Hij heeft belooft, dat Hij ons zal verlichten met zijn Geest. Daar mogen we op pleiten en Hem daarom vragen. Zien we hoe diep de Here Zich buigt om ons als zondige mensen te redden?
Deze genade is ons alleen gegeven, omdat God het wilde. Alleen doordat Hij zijn enige Zoon naar de aarde heeft gestuurd om te lijden voor onze zonden. Zo mogen wij door het geloof gerechtvaardigd worden en het eeuwige leven ontvangen. Dat alles, door het bloed van zijn Zoon, opdat wij onze God eeuwig mogen loven en prijzen!

Slot


Zoals we al zeiden, waar de liefde tot de wereld groter wordt, neemt de bede om de wederkomst af. Laten we dan op onszelf toezien of we echt verlangen naar de komst van Christus. Laten we de HERE smeken om de komst van zijn Zoon. En Hem danken dat Hij ons zo'n rijk uitzicht geeft. Maar tegelijk trouw ons dagelijkse werk doen hier op aarde en aan iedereen laten zien: ik mag een kind zijn van God, niet omdat ik zo goed ben, maar omdat God dat heeft gegeven! Zo mogen we de grote dag met een sterk verlangen verwachten, om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Here.