Jezus, de grote Voorbidder


Luk. 22:31,32a:

Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken

Aanval gepareerd

De Here Jezus doorziet satan en zijn satanische aanval op Hem. Dat satan Hem Zijn kerk wil afnemen. Hij ziet ook dat Petrus en de andere discipelen van zichzelf dit niet kunnen doorstaan. Ze zullen omkomen als ze overgeleverd worden aan de verzoekingen van de satan. De satan zal bij hen aanhaken aan de begeerte om als mens te overleven, om voor zichzelf op te komen, om het van zichzelf te verwachten, en om zich af te keren van hun Verlosser als hij hier het aardse wereldrijk niet kan vestigen.

Alleen de Here kan de omvang en de diepte van deze aanval doorzien. Dat maakt op dit moment dat Zijn lijden toe gaat nemen, het voor Hem ook zwaarder.

Maar, en dat is het heerlijke en het majesteitelijke, de Here weet ook de enige uitkomst!

En dat is dat Hij juist machtig is als Verlosser en als Hogepriester. Hij heeft tegenover het recht van de satan nu ook het recht van zijn Verlossing gesteld. De rechtsgrond daarvan is zijn kruisdood die deze avond zou plaatsvinden. Zo pareert Jezus deze aanval.

Jezus doet voorbede voor Simon en voor de andere apostelen, de grondleggers van Zijn kerk. Hij hééft dat zelfs al gedaan, als Hij Simon en de anderen aanspreekt. Daarom is wat Hij zegt over behoud en volharding maar niet een mogelijke uitkomst. Het houdt de zekere belofte in van verhoring. Tegenover de satanische aanval om de Zijnen op te eisen om hen te kunnen ziften als de tarwe, zegt Jezus:

maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken.

Pleiter

Er staat hier heel nadrukkelijk maar. Ik echter heb voor u gebeden. Dat is de grote wending. De Here stelt Zichzelf heel nadrukkelijk als de Verlosser. Ik echter. Jezus stelt Zijn verlossende actie van de Here tegenover de actie van de satan. Hij stelt zijn reddingsplan tegenover het moordplan van satan, waarbij Jezus zeker is van Zijn overwinning. Hij zàl lijden en sterven en zal dat ook doen om de zonden, het kleingeloof van de Zijnen, te verzoenen.

Hij spreekt nu in het bijzonder Simon aan. De Here Jezus Christus heeft al eerder op die dag in zijn hogepriesterlijk gebed tot Zijn Vader voor allen gebeden, Joh. 17:15:

Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.

Daarbij komt dan Zijn gebed dat Simons geloof niet zal bezwijken. Dat hij niet de geloofsstrijd verlaat en deserteur wordt.

Straks zien we dat het hele handelen van Christus past bij Zijn beden. Als de soldaten Hem willen grijpen, verzoekt Hij om Zijn discipelen te sparen. En dan staat er dat Jezus zegt (Joh. 18:8,9):

Indien gij dan Mij zoekt, laat dezen heengaan; opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.

Zo heeft Jezus willen voorkomen dat de discipelen bovenmate zouden worden verzocht.

Hij heeft ook voor de uitkomst gezorgd (1 Kor. 10:13).

Zo is nu het werk van onze Heiland. Onder de moeilijkste omstandigheden blijft Hij de Zijnen redden. Zo heeft Hij zijn leven ingezet voor de Zijnen.

Afzien van eigen geloofskracht

De diepe woorden van de Here aan het adres van Simon Petrus zouden toch een diepe indruk hebben moeten maken op de discipelen, en speciaal op Petrus. Hij moet zich er toch nu van bewust zijn dat het heel erg menens is. Dat het een zaak van leven of dood is hoe hij nu zal reageren op Jezus werk. Maar Lucas laat zien dat dìt nu nog heel erg tegenvalt.

Want toen Jezus was uitgesproken over Zijn bidden tot behoud van Petrus, en zijn noodzakelijke bekering vervolgt deze (vers 33):

Here, met U ben ik bereid ook gevangenis en dood in te gaan!

Deze reactie van Petrus komt erop neer Here, ìk zal het wel doen. Het is in feite een grote miskenning van wat Jezus toch duidelijk heeft willen maken: alleen Mijn voorbede, Mijn dienen en Mijn dood kan jullie redden. In feite is dit al loochening van Christus kruisdood.

Petrus moest nog leren afzien van zichzelf en zich aan de Here overgeven. Voor Petrus was het verschrikkelijk moeilijk om het niet van eigen kracht te verwachten. Maar de Here gaat voort met Zijn verlossend werk richting Petrus.

Daarom waarschuwt Hij ook heel specifiek Petrus ervoor dat hij Jezus driemaal zal verloochenen, voordat de haan zal kraaien (vers 34).

Simon Petrus herinnert zich deze woorden weer bij zijn verloochening. Toen deed de Here daarvoor de haan kraaien, terwijl hij zijn verloocheningen nog uitsprak.

Ja, de Here keerde Zich toen zelfs voor Petrus om om Hem aan te zien. En zo mocht Petrus tot bekering komen. En het is de Here, die zich op dat moment omdraait, die Petrus daar ziet staan.

Petrus zal op dat moment van zijn bitterste verdriet Jezus woorden hebben herinnerd:

Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe.

Maar toch ook deze woorden:

maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken.

Zó kon het berouw van Petrus echt berouw zijn en mocht hij apostel blijven en met de andere apostelen later worden uitgezonden.

De woorden van onze Heiland hebben nog steeds hun betekenis voor ons. We mogen weten dat wij als gelovigen ondanks ons terugkerend kleingeloof en zwakte, een Hogepriester in de hemel hebben die voor ons tot de Vader bidt dat ons geloof niet zal bezwijken.