De Acta van de Synode van Mariënberg (2)


Het grote blauwe boek, zo keurig gebonden en zo mooi uitgegeven, heeft inmiddels zijn plaats gevonden op veler boekenplank.
Het is het monument van de Vrijmaking van 2003 geworden.
Van de 124 bladzijden met rapporten en verslagen worden er 95 in beslag genomen door besluiten die allen getuigen van het afwerpen van het juk der dwaling.
In deze grootste afdeling van het boek sneuvelt het ene synodebesluit na het andere en zo worden meer dan 10 jaar van eigenwillige koersverlegging, voor ons zeer leesbaar, weergegeven.
Van de Synode van Ommen in 1993 tot en met de Synode van Zuidhorn in 2002/2003 werden de kerken geteisterd door allerlei nieuwe gedachten en vondsten. Wij zijn er al lezend getuigen van dat Mariënberg 2005/2006, onder de gunst van onze trouwe God, van een 14-tal besluiten mocht zeggen: “vervallen verklaard en dus zijn de kerken daar niet meer aan gebonden”

Het Liedboek


Van alle genomen besluiten was voor de praktijk van de kerkgang de invoering van het Liedboek voor de (valse) Kerken, misschien wel het aller-ingrijpendst.
Met een boek van de vrijzinnig hervormden onder de arm, naar de gereformeerde kerk, dat viel velen zwaar. Het meezingen vormde een oefening in onwaarachtigheid en het dichthouden van de mond een martelarenervaring.
We vragen ons nog verbijsterd af, hoe het toch mogelijk was, dat synoden zo onbekommerd in het aloude gezangenprobleem zijn gestapt, en zo willens en wetens verdeeldheid hebben gezaaid.
“Ommen” 1993 gaf deputaten kerkmuziek de opdracht om onderzoek te doen naar de wenselijkheid en de mogelijkheid van uitbreiding van de gezangenbundel.
In “Berkel” 1996 lag er een voorbeeldbundel met 65 liederen uit het Liedboek op tafel.
Hoe was dat mogelijk? Als we het nalezen dan zien we dat het ene deputaatschap, namelijk dat voor Eredienst, het andere deputaatschap, voor Kerkmuziek, heeft aangestoken en zo in nieuw vaarwater loodste. Langs deze illegale weg, ontving “Leusden” 1999 de bekende selectie van 121 gezangen uit het Liedboek.
In de kerken verscheen de Proefbundel onder de bedekkende en wonderlijke naam “Uitbreiding Gereformeerd Kerkboek”.
We lezen op bladzijde 62 van de Acta, dat deputaten de zingende gemeente wilden terugvoeren naar “de hoofdstroom” van zingend kerkelijk Nederland.
Herinnert u zich nog het gedicht van T.W.Rasker? Het stelde de voosheid van deze plannen in het licht. De eerste regels luidden:
    Men zegt de hoofdstroom aan te koersen
    terwijl het dichtgeslibde geulen zijn .......

Onze Acta spreken in dit verband van; “Ook hier is de hoofdstroom als brede weg, juist de weg van de valse profetie (Matth. 7:15,16).
Of het allemaal nu wel zo gevaarlijk en verkeerd was, al deze gezangen? De bladzijden 64 en 65 geven het overzicht van gevaren en dwalingen. We komen daar tegen: de ‘alverzoening’, het ‘aardse vrederijk’, bevrijdingstheologie, weglaten van de verzoening en de eeuwige straf en gaat u zo maar door. De ene dwaling nog verwerpelijker dan de andere.
Deze vormen van dwaalleer zijn illustraties van het feit dat de dichters van deze liederen een wonderlijk gezelschap vormden, zij waren alles, behalve gereformeerd.
Wij zijn met het besluit op bladzijde 65 verlost van veel kwaad en we lezen met instemming de verwijzing naar Filippenzen 4:8, 9: “wij mogen in de kerk voor Gods aangezicht, slechts woorden in de mond nemen, die de HERE aangenaam zijn”.

De Kerkorde


Wat is mooier dan een rustige, evenwichtige eredienst, gericht op het luisteren naar het Woord van onze God.
Daarom staat er ook in het 65e artikel van de Kerkorde:
    De kerken zullen zich houden aan de orden van dienst die door de generale synode zijn goedgekeurd.

Deze zin vormt het tweede deel van dat artikel, en daar gaat het ons om.
De kerkdienst zal verlopen volgens één van de vastgestelde orden van dienst. We kennen er twee, de eerste van Middelburg en de latere van Kampen.
Nu kwam er op de Synode van Ommen 1993 een vraag op tafel, die de gedachte opriep om wat losser met deze vaste regel om te gaan.
Men vroeg: “Kan artikel 65 tweede lid gehanteerd worden als een kerkordelijke bepaling, die wel een algemene regel voor normale situaties geeft, maar die voor bijzondere en afwijkende situaties uit de aard van de zaak geen voorschrift kan bevatten”?
Deze vraag laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De ‘orde van dienst’ gebruiken als algemene regel en niet als vaste regel. Bijzondere situaties; wie geeft aan wanneer deze zich voordoen? Hier wordt de zucht van de tijd in rekening gebracht, gewrikt aan de vaste vormen en orde.

Op de volgende Synode, die van Berkel in 1996 vond men, en dat moet de vragenstellers als muziek in de oren hebben geklonken, dat de aanvankelijke formulering streng was en misverstanden opleverde. Men kwam tot een soepeler opstelling.
Besloten werd tot de volgende regel:
    De kerken zullen gebruik maken van de orde van dienst die door de generale synode zijn goedgekeurd.

Ziezo, dat was netjes gezegd: i.p.v. “zich houden aan” dat zo verschrikkelijk streng klinkt, wordt het nu “gebruik maken van”.
We lezen in de Acta verder, en we zijn op bladzijde 67 aangeland, dat de kerken nu niet langer in een “keurslijf” gedrongen worden.
Met andere woorden, nu de kerken bevrijd zijn van de strakke regel, breken goede tijden aan.
Helaas, dat was niet zo, wij hebben het allen aan de lijve ondervonden, het was een begin van de chaos. Kerkgangers, die voor de preek kwamen, werden op den duur verrast door de meest onaangename liturgische vernieuwingen.
Want als men begint met wijzigingen en vernieuwingen, en men doet dat om de gemeente te plezieren, dan is er geen einde. Dat er geen einde is lezen we al in een volgende besluittekst van de synode zelf:
    Inzake vormgeving van de eredienst is veel niet uitdrukkelijk geregeld (...) en het behoort tot de bevoegdheid van de kerkenraad besluiten te nemen over zaken als beurtzang, medewerking van een koor, gebruik van muziekinstrumenten, een stil gebed, zingen van het votum, van het ‘amen’, van responsies (geven van antwoorden door de gemeente, HG), de dienst van een voorlezer, de plaats van de afkondigingen, het gebruik van technische hulpmiddelen (beamers, HG), de wijze van collecteren enz.

Dat schreef Berkel in 1996 en noemt een scala van vernieuwingen, die mogelijk zijn. Wat een mens al niet kan bedenken, en er staat zelfs aan het eind: “enzovoorts”.
Als we nog niet wisten waar al de vernieuwingen vandaan kwamen, dan weten we nu dat de “meeste vergadering” suggesties leverde voor de eigengereidheid die zou ontstaan.
We hebben het nog niet gehad over de z.g. “Koersverandering” die door de volgende synode gegeven zou worden. “Zuidhorn” (2002/2003) schreef een notitie die van invloed zou zijn op het omgaan met de gehéle Kerkorde. Kerkenraden kunnen voortaan onder eigen verantwoordelijkheid, ‘dingen’ veranderen.
Willekeur en vrijbuiterij (independentisme) liggen dan in het verschiet.
Kerkgangers waren er deels blij mee, maar anderen voelden zich diep teleurgesteld bij de teloorgang van het gereformeerde karakter van de eredienst.
Gelukkig, van al die besluiten en teksten zijn wij nu vrijgesteld. Niet alleen de erediensten maar het hele kerkelijk leven kan weer in vaste banen geleid worden.
De Acta zeggen: “De liefde van Christus dringt ons tot liefdedienst jegens elkaar, waarvan de vastgestelde regels een goede weerslag geven”.

De Christelijke Gereformeerde Kerken


De Acta hebben op 3 bladzijden met kleine letters verschillende besluiten over de verhouding tot de CGK, vanaf “Ommen” 1993, weergegeven.
Het was op deze Synode in Ommen, dat de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt het niet meer zo nauw gingen nemen met het ernstigste onderwerp dat in verhoudingen van Kerken een rol moet spelen.
We hebben het over het Schriftgezag, en in verband met de CGK, beter onder woorden gebracht met de aanduiding “Schriftkritiek”.

Daar is dr. B. Loonstra, predikant in de CGK. die in deze kerken veel aan de weg timmert. Hij schijnt een bewogen man, want hij is er op uit om de Bijbel voor iedereen aanvaardbaar te maken. Ook voor de z.g. postmoderne mens die zo maar niet meer kan geloven wat er in Gods Woord staat beschreven.
Zijn boek met de titel: “de geloofwaardigheid van de Bijbel” is er dan ook op uit om iedereen nog een kans te geven. Over de manier waarop hij dat doet, schrijven onze Acta op bladzijde 74:
    “Om de Bijbel ‘geloofwaardig’ en dus acceptabel te maken voor de postmoderne mens moet ze niet meer in alle opzichten letterlijk worden genomen. Waar cultuurverschillen, wetenschappelijke inzichten en ‘geconstateerde’ tegenstrijdigheden in de Schrift het verstaan van bijbelteksten in de weg staan, dienen deze overdrachtelijk, figuurlijk, symbolisch te worden opgevat. (...)
    Het is aan de gemeente van nu om een eigentijdse vertaalslag te maken van Gods geboden: is het zinvol en is er een relatie met ‘de liefde’?

Dit zijn de bekende klanken van theologen op weg naar de vrijzinnigheid.
Wonderen als de hemelvaart, worden dan symbolisch opgevat en het verbod van de homoseksualiteit is dan in strijd met de liefde.
En de vraag is, maakt men zich in de CGK niet bezorgd, zo’n predikant in hun midden te hebben. Trouwens, hij was niet de enige die afweek, eerder waren er de professoren Oosterhoff en Versteeg, die de Bijbel en met name de scheppingsgeschiedenis niet letterlijk wilden opvatten.
Er moet gezegd worden dat men daar wel bezorgd is, maar dat men niet tot effectieve maatregelen kan komen. We lezen op bladzijde 74 van de Acta:
    “De christelijke gereformeerde deputaten (...) willen een persoonlijke benadering om polarisatie te voorkomen.

Een persoonlijke benadering betekent dan niets anders, dan dat men iemand thuis opzoekt en hem probeert op andere gedachten te brengen. Het resultaat is meestal, dat zo iemand iets van gedane uitspraken terugneemt, en overigens rustig de ingeslagen weg blijft vervolgen.
In 1997 zeiden de vrijgemaakte deputaten terecht: “dat een artikel of een boek een publieke zaak is”. Hiermee bedoelend, dat deze dingen publiek uitgesproken, in het openbaar rechtgezet moet worden, zodat iedereen weet waar men aan toe is met zo’n man.
Zijn we twee synoden verder, dan is op de vrijgemaakte synoden alle verzet tegen de z.g. ‘persoonlijke terechtwijzingen’ verdwenen.
We citeren de Acta: De GS Zuidhorn 2002/2003. Deze spreekt uit, dat er bij de CGK “geen aanwijzingen zijn dat Schriftkritische geluiden worden toegelaten”.
Een uitspraak die veel te denken geeft. Voor de hand ligt de conclusie dat men voor het gemak de kop in het zand heeft gestoken.
Omdat men in Kampen inmiddels op eenzelfde Schriftkritisch spoor gaat?
Hoe het ook zij, de Synode van Mariënberg 2005/2006 mocht een streep zetten door meerdere besluiten die te maken hadden met “de verhouding tot de Christelijke Gereformeerde Kerken”.

Dankbaarheid


We mochten een drietal onderwerpen uit de Acta bespreken.
Het Liedboek, waar dwaalleer verpakt werd in schoonklinkende geestelijke liederen.
Het nieuwe omgaan met de kerkorde, waardoor orde verandert in wanorde, en een ieder doet wat goed is in eigen ogen.
En het spreken met de Christelijke Gereformeerde Kerken, een gevaarlijke ingang voor Schriftkritiek.
Dankbaarheid vervult ons. De Here bracht ons terug tot eenvoudig Gereformeerd zijn.
Een eenvoud die een overstelpende rijkdom vertegenwoordigt.
Nieuwe eerbied voor het Woord van God, en de kerken mogen in goede orde verder gaan, alle reden om diep en diep dankbaar te zijn.
De Acta van Mariënberg, verschenen in A4 formaat met blauw kaft, we hopen ze te lezen en te herlezen en zo steeds te bedenken hoe vrij en rijk we weer zijn.