Kerk en Israël


Op 19 oktober hebben we als opleiders samen met de studenten een themadag gehad over het onderwerp Kerk en Israël. Van de verschillende door mij daar gehouden inleidingen geef ik hier een samenvatting.

Zending of dialoog

Er is veel verschil van opvatting onder degenen die zich christen noemen.

Aan de ene kant staan degenen die de staat Israël niet anders willen beoordelen dan andere staten. Niet anders dan we oordelen over elk ander land, beslist niet als een bijzonder land dat nog zou delen in de oudtestamentische beloften.

Totaal daar tegenover staat de mening van hen die niet alleen de staat Israël, maar ook alle Joden, nog altijd als Gods volk beschouwen en die van oordeel zijn dat dan ook de beloften van de HEERE aan Israël nog steeds van kracht zijn, inclusief de zogenaamde landbelofte en die over de stad Jeruzalem. Die moet dan ook de hoofdstad van de staat Israël zijn. Immers, daar zal volgens hen de Heere Jezus Christus neerdalen, om van daaruit de hele wereld te regeren. Dat wordt dan het begin van het duizendjarig rijk.

Dat betekent dat zij de Joden beschouwen als broeders. Deze opvatting is de basis van allerlei chiliasten en ook de EO draagt die gedachten vaak uit.

Het is vooral de vereniging Christenen voor Israël die deze overtuiging uitdraagt. Haar boodschap naar de kerken is dat de gemeente van Jezus Christus niet in de plaats van Israël is gekomen, maar dat er nog verschillende belangrijke beloften voor Israël in de nabije toekomst zullen worden vervuld. Verder zijn zij actief in het bemoedigen en steunen van het Joodse volk, onder meer door verschillende projecten voor humanitaire hulp.

Van zending onder de Joden, van de oproep tot bekering, willen zij dan ook niet weten.

Hoogstens komen zij tot de opvatting dat er een gesprek met Israël moet plaatshebben.

Kerkgenootschappen en Israël

De verschillende kerkgenootschappen hebben de zending onder de Joden uit hun programma verwijderd en daarvoor in de plaats dat gesprek met Israël gezet. Daarbij kiest men voor het woord gesprek en vermijdt men het veel gebruikte woord dialoog, omdat die uitdrukking beladen is. Die geeft immers aan dat er over en weer standpunten worden uitgewisseld op basis van gelijkheid. Maar ook het zogenaamde gesprek heeft dat karakter, zolang de oproep tot bekering daarin geen plaats mag hebben.

Enkele voorbeelden daarvan.

In de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk stond vroeger het volgende:

Art. viii - 2

De Kerk richt zich in het gesprek met Israël tot de synagoge en tot allen, die bij het uitverkoren volk behoren, om hun uit de Heilige Schrift te betuigen, dat Jezus de Christus is.

Daarin vallen enkele zaken op. Er wordt gekozen voor het woord gesprek in plaats van zending. Dat is een vervanging van het beladen woord dialoog en dat betekent: op basis van gelijkheid over en weer je overtuiging uiteenzetten.

Je kunt vragen: deed Stefanus dat ook niet in zijn discussies met de Joden?

Maar dat was niet een gesprek waarin het ging over beide overtuigingen als gelijkwaardig naast elkaar. Integendeel. Immers, we lezen dat de Joden niet in staat waren de wijsheid en de Geest, door Wie Stefanus sprak, te weerstaan, Hand. 6 : 10. En hij eindigde zijn toespraak tot het Sanhedrin met de woorden: Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook, Hand. 7 : 51.

Met andere woorden: dit was niet maar een vrijblijvend gesprek, maar een oproep tot bekering.

Ook Paulus heeft met voormannen van de Joden gesproken. Dat gebeurde toen hij in Rome gevangen zat. Hij eindigde toen dat gesprek met het aanhalen van de voorzegging van de Heere aan Jesaja over de uitwerking van zijn profetie, namelijk dat de Joden wel met het gehoor zouden horen, maar beslist niet begrijpen, en wel zouden zien, maar beslist niet opmerken, Hand. 28 : 26, Jes. 6.

Dat betekent dat Paulus door deze verwijzing naar Jesaja 6 de Joden vermaant.

Ook nu is het nog steeds zo, dat de gedachten van de Joden verhard worden. Dat komt hierin uit dat telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt er een bedekking over hun hart ligt, 2 Kor. 3 : 14-15.

Verder is in de uitspraak van de Nederlandse Hervormde Kerk opmerkelijk dat niet gesproken wordt over de Joden, maar over Israël. En daarmee wordt niet de staat Israël bedoeld, maar de Joden in het algemeen. En dat Israël wordt dan aangeduid als het uitverkoren volk van God.

En van een oproep tot bekering horen we niets.

De Hersteld Hervormde Kerk heeft wel grote bezwaren tegen allerlei leringen in de grondleggende artikelen van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland die in strijd zijn met de Heilige Schrift als waarheid Gods beleden. Maar zij is er nog nooit aan toegekomen om de oude Hervormde kerkorde af te schaffen en terug te keren tot de Dordtse Kerkorde, met name ten aanzien van de tucht over dwaling in de leer.

Dat betekent dat ook daar de zending onder de Joden plaats heeft moeten maken voor het gesprek met Israël.

Het is niet anders bij de Protestantse Kerk in Nederland. Die heeft in haar kerkorde dit over Israël opgenomen:

Art. I -1

De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God.

Art. I - 7

De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël.

Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God.

Daarin worden de Joden ook weer aangeduid met de oudtestamentische naam Israël, alsof zij toch nog altijd het uitverkoren volk van God zouden zijn gebleven.

En verder wordt er gesproken van de aan Israël geschonken verwachting.

Die verwachting wordt dan ingevuld met de verwijzing naar ‘de komst van het Koninkrijk van God’. Dat onderwerp vormt dan het bijzondere onderdeel van de dialoog.

Maar hoe kan de kerk met de Joden ‘delen in de aan Israël geschonken verwachting’? Immers, de Joden hebben een totaal andere verwachting van Gods koninkrijk. Zij wachten nog steeds op de Messias.

Maar de kerk belijdt dat dat koninkrijk al bezig is te komen, doordat de Heere Jezus Christus ons regeert door Zijn Woord en Geest en doordat Hij Zijn kerk bewaart en vermeerdert. En zij verwacht de volkomenheid van Gods rijk wanneer Christus komt als Rechter en Verlosser aan het eind der dagen.

De Gereformeerde Kerken hebben sinds 1916 zending onder de Joden gedreven. Daar waren zelfs drie zendelingen voor aan het werk in ons land, namelijk in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Zij richtten zich op de hier te lande wonende Joden.

In de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) is dat werk voortgezet, namelijk door de kerk van Ommen-West.

In de kerk van Ommen kwam in 1986 door een persoonlijk initiatief een stichting tot stand voor Steun Evangelieverkondiging aan het Joodse volk (STEVAJ) tot stand.

Die steun beperkte zich aanvankelijk tot het steunen van gemeenten van zogenaamde Messiasbelijdende Joden in Israël.

In 2009 werd dit werk kerkelijk ingekaderd en onder-gebracht in de kerk van Ommen-West.

De kerk van Ommen-West heeft belangrijke uitspraken gedaan met betrekking tot de zogenaamde landbelofte (welke grenzen mag de huidige staat Israël hebben?) en de vervangingstheologie.

Ten aanzien van de zogenaamde landbelofte en in verband daarmee over de vraag naar de positie van de stad Jeruzalem was de conclusie duidelijk:

De conclusie die we trekken is dat de landbelofte en de belofte dat de stad Jeruzalem belangrijk voor Israël is, bij de schaduwen van het OT horen (art. 25 NGB). Die schaduwen zijn voorbij, de vervulling ervan is in Christus.

Over de vervangingstheologie werd uitgesproken dat deze moet worden verworpen.

Deze theorie betuigt dat de kerk in plaats van Israël gekomen is en dat Gods handelen met Israël geheel beëindigd is. Want het beeld in Romeinen 11 maakt duidelijk dat het gelovige Israël de edele olijf is, waar de wilde takken (de gelovigen uit de heidenen) op geënt zijn.

Tegenover deze vervangingstheologie moet eraan worden vastgehouden dat de christenen niet in plaats van het Joodse volk gekomen zijn, maar met hen verbonden. Als Paulus de gemeente Gods volk noemt, bedoelt hij daarmee alle Joden én niet-Joden die Christus hebben aangenomen (Gal. 3 : 19-29). Hij noemt ons: kinderen en erfgenamen.

Immers, er is altijd een volk van God op aarde geweest. Dàt volk werd uit Egypte gehaald. Dàt volk stond bij de Sinaï. Dàt volk ontmoeten we weer, als de geheiligden in Christus Jezus. Met andere woorden: geen vervanging maar vervulling.

Vervulling

Samen mogen we Zijn gemeente, Gods volk, de gemeente van het Verbond zijn. Dit is de kudde die de Heere Jezus op het oog heeft.

In het Nieuwe Verbond is de muur die scheiding bracht weggebroken, zodat ook uit de heidenen de Heere mensen tot Zijn aloude gemeente vergadert. Ze worden namelijk ingeënt in de oude boom, waar de dode takken uit verwijderd worden.

Die oude boom is blijven staan, dat betekent: het ene volk van God, dat tijdelijk beperkt was tot het Joodse volk, is nu de ene gemeente. Wij hebben het wonder van de doortocht door de Rode Zee en de Jordaan meebeleefd!

Anders gezegd: de stroom van Gods genade liep ten tijde van het Oude Testament door de smalle bedding van het Joodse volk, om na Pinksteren buiten die oevers te treden en de hele wereld te vervullen. Maar het is steeds die ene stroom.

Messiasbelijdende Joden?

De vraag is verder of we moeten spreken van Messias-belijdende Joden. Anders gezegd: is er toch nog een aparte plaats voor de bekeerde Joden?

De kerk te Ommen-West is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en zij brengt dat ook in praktijk met het oog op de gemeente in Israël die gesteund wordt.

Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de Joden die tot Christus bekeerd zijn allerlei voor hen kostbare over-tuigingen, gewoonten en rituelen niet hoeven op te geven. Die mogen zij blijven onderhouden, zichtbaar in het leven van de gelovige.

Dat betekent in de praktijk dat een Jood die Christus aanneemt dus wel de oudtestamentische wetten en voorschriften van Mozes kan onderhouden. Dat houdt dan ook in het toepassen van de besnijdenis, het onderhouden van de Joodse oudtestamentische feesten en de spijswetten. Die worden volgens deze opvatting nergens in de Bijbel verboden. Ze hoeven niet opgegeven te worden. Een Jood die christen wordt, zal deze rituelen en feesten alleen anders beoordelen en ervaren. Hij zal gedoopt willen worden en ook de christelijke feesten vieren. Joden hoeven hun Jood-zijn niet op te geven.

Zo wordt de sabbat gevierd in plaats van de zondag. En wordt de besnijdenis, naast de doop, gepraktiseerd.

Ik ben van oordeel dat dat een misvatting is, die niet is volgens de Schrift.

De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt daarvan in artikel 25 (Christus de vervulling van de wet) dat die oudtestamentische ceremoniële wetten door de komst van Christus hebben afgedaan en dat dat betekent dat er een eind aan is gekomen. Daarom moeten de christenen die niet langer handhaven, zo belijdt de kerk.

Juist het belijden dat die oudtestamentische wetten en regels vervuld zijn, door het enige zoenoffer van Christus aan het kruis volbracht, zal in de gewone levenspraktijk de christenen in Israël onderscheiden, zoals de kinderen door de doop van de kinderen van de wereld onderscheiden worden.

In feite betekent dat vasthouden aan de oudtestamen-tische ceremoniële wetten en regels een uit de weg gaan van de antithese tussen kerk en wereld.

Het gebruik van de naam Messiasbelijdende Joden is dan ook misleidend. Waarom niet gebleven bij de naam die al zo lang gebruikt werd: Jodenchristenen? We spreken toch ook niet van Messiasbelijdende Nederlanders of Messiasbelijdende Papoea’s! Onze aardse nationaliteit is niet beslissend, omdat we burgers zijn van de stad in de hemel.

Aan de andere kant moeten wij ervoor waken vooral niet hoogmoedig te zijn en te denken dat het met Israël nu gedaan is. Geen sprake van. Gods genade blijft ook voor Israël gelden. Ook zij mogen komen en delen in het heil van Christus. Ook de afgebroken takken kunnen weer worden geënt.

De verharding van Israël is gedeeltelijk, dat wil zeggen: altijd nog zijn er Joden die behouden worden, omdat zij zich tot de Christus der Schriften bekeren. Er blijft toch ook onder hen een overblijfsel van de verkiezing.

Het is een groot wonder dat de verharding van Israël maar gedeeltelijk is. Nog groter wonder dan dat heidenen tot geloof komen en de kerk vergaderd wordt uit alle geslacht en taal en volk en natie is dit: dat zelfs Joden bekeerd worden. Wie iets weet van de vijandschap van de Joden tegen het evangelie van Jezus die de Christus is, en hoe moeilijk, ja, haast onmogelijk het is hen te bereiken met dat evangelie, die zal het beamen: dat is nog groter wonder!

Ten slotte noem ik apart de zogenaamde Vergadering der gelovigen, anders wel genoemd de Broeders of ook wel Darbisten. Een bekend figuur in die kring was vroeger de bekende Johannes de Heer, die een eigen evangelisatiewerk leidde, hoewel hij nog wel lid is gebleven van de Nederlandse Hervormde Kerk. Tegenwoordig doet dr. W.J.Ouweneel van zich spreken.

Daar wordt de leer van het duizendjarig rijk voluit geleerd. Daarin spreekt men uit dat volgens de Schrift er een bekering van alle Joden zal komen, waar ook ter wereld wonend en de terugkeer van die allen naar het land Israël en de stad Jeruzalem.

Zij beroepen zich op verschillende teksten uit het Oude Testament, welke volgens hen heel duidelijk dat alles profeteren.

De staat Israël

We horen geregeld het verwijt tegen Israël dat het alle eigendomsrechten van de Arabieren / Palestijnen heeft geschonden door de grond in beslag nemen waar de Palestijnen zeggen recht op te hebben.

Daartegenover staat dan de overtuiging van de chiliasten dat de aloude landbelofte door de HEERE aan Zijn volk nog steeds van kracht is, omdat het volk van de Joden nog altijd het bijzondere volk van God is. Men beroept zich dan onder meer op wat de Schrift zegt, dat Gods beloften onberouwelijk zijn en dat zij beminden zijn om der vaderen wil.

Die weg moeten we echter niet op, zoals een Schrift-getrouwe uitlegging van Romeinen 11 duidelijk leert.

Het recht dat Israël heeft is door de Verenigde Naties gegeven.

Het hele gebied was door de Volkenbond als mandaat-gebied aan Engeland gegeven. Dat ging over op de Verenigde Naties. In 1947 hebben deze de soevereiniteit overgedragen aan de Joodse gemeenschap. Ook werden toen de grenzen vastgesteld van het gebied dat de Palestijnen toekwam en het gebied dat de Joodse gemeenschap kreeg.

Dat was een besluit van de toenmaals wettige overheid.

De Palestijnen gingen met dat besluit niet akkoord en gebruikten toen geweld om de Joden te verdrijven uit hun wettig verkregen grondbezit, maar moesten toch het onderspit delven.

Op 14 mei 1948 werd dan de onafhankelijke staat Israël uitgeroepen. Meteen de volgende dag vielen 25.000 Arabieren uit allerlei landen de nieuwe staat aan. Dat werd de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog, die eindigde in een overwinning van Israël, waardoor de grenzen veilig werden gesteld.

Ook nadien heeft Israël steeds weer zich moeten verdedigen tegen de agressie van de Arabieren, tot vandaag toe. Het heeft toch steeds weer overwinningen geboekt, die uiteindelijk het gevolg hadden dat de staat Israël ook het gebied van de Palestijnen dat door die oorlogen veroverd was, ging bezetten. Dat is nog tot nu toe het geval.

Dat houdt mijns inziens dan ook in dat ook het stichten van een Palestijnse staat kan worden verdedigd met het besluit van de Verenigde Naties in 1947. Grondgebied door oorlog verkregen is dan ook geen wettig bezit, tenzij het ten gevolge van een vredesverdrag definitief wordt ingelijfd bij het winnende land. Maar er is nooit een vredesverdrag gesloten tussen Israël en de Palestijnse gemeenschap.

Het is een groot wonder, niet alleen dat door de eeuwen heen het Joodse ras zijn eigen identiteit en cultuur heeft weten te bewaren, maar vooral dat het ondanks alle pogingen het uit te roeien toch steeds weer heeft overleefd.

De grote vraag: is Israël als land en als volk nog steeds het centrum van de hele wereld, de spil waar heel de geschiedenis om draait? Wat moeten wij verwachten van de toekomst ten aanzien van dit volk? Zijn we inderdaad soms kortzichtig, zoals ons gesuggereerd wordt? Zijn we blind voor de tekenen van de tijden? Hebben we inderdaad een duizendjarig rijk te verwachten?

Daarover volgende week.