Hoe zijn de Nederlands Gereformeerde Kerken ontstaan? (3)


De Open Brief, beslissende brief

In 1966 verscheen de Open Brief. Dit was niet alleen een reactie op de kwestie met dominee Van der Ziel. Er was meer aan de hand. Om goed te begrijpen wat de schrijvers van de Open Brief wilden bereiken met hun brief, moeten we eerst de situatie in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in de jaren ’60 bekijken. Dit doen we in het begin van dit artikel. Daarna zullen we zien wat er in de Open Brief stond en hoe deze brief leidde tot het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerken.

De belijdenis op losse schroeven

In de jaren ’60 was de toestand in de kerken chaotisch. Er werden allerlei dingen geleerd die ingingen tegen de belijdenis. Men vond dat dit christelijke vrijheid was, die men moest tolereren. Zo werden de volgende dingen geleerd en geschreven:

• Direct na de Vrijmaking in 1944 waren er al dominees die vonden dat het kerkverband niet belangrijk was, maar alleen de plaatselijke kerkenraad. In de jaren ’50 werden hier in allerlei kerkbladen hele stukken over geschreven (lees maar terug in het eerste artikel, in De Bazuin nr. 28).

• Dominee L.E. Oosterhoff beweerde vanaf 1958 openlijk dat Christus voor alle mensen is gestorven. Ook voor de mensen die het verbond met de HERE verbreken, is er volgens hem redding en genade. Alle verbondskinderen worden zalig (dit is onder andere in strijd met Zondag 7, 26 en 27).

• Dominee B. Telder ging (rond 1960) tegen Zondag 22 van de catechismus in, door te beweren dat onze ziel na het sterven niet direct naar de HERE gaat. Zijn leer werd in een heel aantal gemeentes overgenomen en vanaf de kansel geleerd. Ook de gemeente van Kampen, met de hoogleraren van de universiteit, nam Telder in bescherming.

• In 1962 beweerden de hoogleraren Jager en Veenhof van de predikantenopleiding, dat je, wanneer je belijdenis doet, alleen instemt met de twaalf artikelen en niet met de drie formulieren van eenheid (de Heidelbergse Catechismus, de Dordtse Leerregels en de Nederlandse Geloofsbelijdenis). Zo werd de binding aan de belijdenis heel duidelijk op losse schroeven gezet.

• Verder ging Kampen voorop in on-Bijbelse ideeën over Gods wet en het vieren van de sabbat. In 1969/70 kwamen deze ideeën op de synodetafel terecht, waar ze werden afgewezen.

Zoals je ziet, een hele lijst van on-Bijbelse leringen. In de tijd waarin de Open Brief werd geschreven, werden er allerlei dingen gezegd en geschreven die tegen de belijdenis ingingen. Maar er waren veel mensen die vonden ‘dat dit moest kunnen’.

Wanordelijke strijd: de kerkorde aan de kant

De strijd om de waarheid vast te houden, werd heel moeilijk gemaakt. Er heerste grote wanorde in de kerken. Dit kwam doordat er dominees waren die het kerkverband on-Bijbels vonden en daardoor de kerkorde aan de kant zetten. Kijk maar naar het volgende:

• Dominee A. van der Ziel hield samensprekingen met de synodalen, tegen het besluit van de kerkenraad in. De kerkenraad had hem gewaarschuwd, dat dit niet mocht. Dat hij de kerkelijke weg moest gaan als hij het niet met besluiten eens was. Maar dominee Van der Ziel hield zich niet aan de kerkorde, ging niet de kerkelijke weg en bracht zo grote moeite in zijn gemeente (lees maar terug in het tweede artikel, in De Bazuin nr. 30.)

• Dominee Telder preekte en schreef over zijn on-Schriftuurlijke ideeën, terwijl hij in het ondertekenings-formulier beloofd had dat hij dit niet zou doen.

• Toen er twaalf afgevaardigden van de synode van Rotterdam-Delfshaven (1964) weggingen, wilde een deel van de kerken de besluiten van de synode niet aanvaarden. Ze gingen niet in appèl (in beroep), hoewel dat wel is afgesproken in artikel 31 van de Kerkorde (zie het artikel in De Bazuin nr. 30.)

Zo zijn er nog meer voorbeelden te noemen. De strijd om de waarheid werd moeilijk gemaakt doordat men zich niet aan ‘de spelregels’ van de kerkorde hield. In deze situatie verscheen de Open Brief. Wat stond er in deze brief?

De Open Brief

Het doel van de Open Brief was het bemoedigen en steunen van de leden van de Tehuis-gemeente van dominee Van der Ziel (zie het artikel in De Bazuin nr. 30). De schrijvers wilden dit publiek doen. Daarom was het een open brief, een brief voor iedereen.

In de brief stonden allerlei dingen die niet goed zijn. De schrijvers zagen de Vrijmaking van 1944 bijvoorbeeld niet als werk van de HERE. Het was niet de HERE die Zijn kerk bewaarde, maar het waren vetes, broederruzies, die zo snel mogelijk goedgemaakt moesten worden.

Het gedeelte van de brief dat de grootste gevolgen heeft gehad, luidt als volgt:

Wij schrijven nu vanuit de kerkelijke situatie in het jaar 1966. De situatie van gescheurdheid van het reformatorische volksdeel in Nederland, dat zich hier eens liet vergaderen op het fundament van Gods Woord en de drie formulieren van enigheid, samenlevend naar de regels van de Dordtse Kerkenordening; de situatie tevens, waarin dat volk, in velerlei stijl bouwend op dit fundament, zoekt naar de grenzen van zijn kerkelijke gemeenschap; waarin, gestuwd naar het niveau van denken in wereldproporties, ieder zich opnieuw afvraagt, of het historisch fundament van de Nederlandse Gereformeerde Kerken ook samenvalt met het fundament van de heilige, algemene, Christelijke Kerk.

Zo ja, hoe is dan de verhouding tot andere kerken in binnen- en buitenland, die kennelijk Gods kinderen vergaderen, maar die niet onze belijdenisgeschriften hebben, noch onze samenlevingsregels kennen? Zo neen, hoe heeft dan dit historisch fundament in eigen gemeenschap en naar buiten te functioneren? Wij zijn van oordeel, dat de kerkelijke werkelijkheid door deze probleemstellingen in de toekomst zal worden bepaald. We worden met ons vaak klein vaderlands gedoe als

Gereformeerde Kerken in Nederland weggeroepen naar het niveau van de wereldkerk. En dat zal steeds meer gebeuren, of we dat wensen of niet. Daarheen dringt ons Christus’ leiding van de wereldgeschiedenis.

Wat bedoelen ze eigenlijk?

Wat bedoelen de schrijvers en ondertekenaars van de brief (18 dominees en 7 anderen) eigenlijk? Zij hebben twee gedachtegangen over de omgang met de belijdenisgeschriften.

De eerste gedachtegang is als volgt: wij hebben in Nederland de drie formulieren van eenheid, in het buitenland niet. Toch hebben we wel zusterkerkrelaties met het buitenland. Als er dan, zo denken ze, in het buitenland ruimte voor is, dan moet die er in het binnenland toch ook zijn?

Uit Den Helder is daar reactie op gekomen. De kerkenraad schrijft dat de belijdenisgeschriften op een natuurlijke manier ontstaan zijn. De Nederlandse Geloofsbelijdenis door Guido de Brès in tijd van vervolging, de Dordtse Leerregels als antwoord op de remonstranten. Het zou onnatuurlijk en onhistorisch zijn om onze belijdenisgeschriften op te leggen aan een jonge kerk in Korea, die met deze situaties niet te maken heeft gehad. Maar, zo schrijft de kerkenraad verder, omdat men een kind niet dwingt een man te zijn, kan men de man toch niet toestaan weer kind te worden om de moeilijkheden van het volwassen zijn te ontduiken?

Een tweede gedachtegang is dat er belangrijke en minder belangrijke dingen in de belijdenis staan. Dat wat Telder leert over de ziel die slaapt tot de jongste dag hoort niet tot de belangrijke dingen. Dominee Schoep zegt zelfs: Jezus is Heer, dat is basis genoeg in de kerk. Dat is het belangrijke deel van de belijdenis.

Dat klinkt ons vandaag niet vreemd in de oren. We moeten kijken naar wat bindt. Dat hoor je overal. En wat bindt op de EO-jongerendag en op het Flevo-festival? Jezus is Heer. Is dat inderdaad genoeg?

Op deze gedachtegang reageerde de kerk van Amsterdam-West. Die schreef: nergens in de Bijbel wordt onderscheid gemaakt tussen belangrijke en niet belangrijke dingen in Gods Woord. We moeten heel de Bijbel aanvaarden (zie vraag en antwoord 21 en 22 van de catechismus). We kunnen daarom geen wettelijke regeling maken om af te mogen wijken van de belijdenis.

Tolerantie in de kerk

Er is nog iets belangrijks te noemen. Dominee Telder is niet geschorst omdat hij iets geloofde dat tegen de belijdenis inging. Hij is geschorst omdat hij dat als ambtsdrager publiek maakte! Dominee W.G. de Vries schrijft: ‘Uiteraard kennen de gereformeerden ook tolerantie. Zo zullen zij mensen die moeite met de kinderdoop hebben, niet uit hun gemeenschap weren, maar geduldig onderwijzen. Maar een predikant zal op de kansel de kinderdoop niet mogen bestrijden. Zover gaat de tolerantie niet.’ Van al die dominees die geschorst zijn om wat zij leerden geldt dus: ze zijn niet geschorst omdat ze andere gedachten hadden, maar omdat ze de ruimte namen die vanaf de kansels te verkondigen (zonder de kerkelijke weg te gaan, naar artikel 31 van de kerkorde).

In deze lijn schreef onlangs ook dominee J.R. Visser, predikant van de vrijgemaakte kerk in Dronten. Hij is een van de medewerkers van gereformeerdblijven.nl. Het gaat er verder niet om dit initiatief te beoordelen, maar om een beeld te geven van wie hij is. Misschien heb je in de krant wel gelezen van de missionaire gemeente Stroom, die zich aan wil sluiten bij het vrijgemaakte kerkverband. In die gemeente mogen mensen kiezen tussen geloofsdoop en kinderdoop. Vrouwen geven ambtelijke leiding. Er wordt geen ondertekeningsformulier gebruikt. Zo zijn er meer punten te noemen, waarin de gemeente afwijkt van Schrift en belijdenis. Hierover schrijft dominee Visser in het Nederlands Dagblad van 6 september: ‘Tot geloof komen betekent niet dat je in een keer alles volgens Gods wil denkt, voelt en leeft. Zo is het ook wanneer missionair werk gedaan wordt en daardoor een gemeente ontstaat. Juist dan is het van het grootste belang dat er goede leiding wordt gegeven. Dat er missionaire werkers en later ambtsdragers zijn, die zelf voorbeelden van de gezonde leer zijn, die juist die leiding aan de gemeente geven. De brieven van Paulus aan onder meer Timoteüs en Titus staan daar vol van. Die leer is maar geen theorie, maar de levende stem van de levende God. Daarin trilt zijn grootheid en liefde.

De Open Brief bepleitte ruimte in de kerken in de omgang met de belijdenis. We hebben gezien dat er wel degelijk ruimte is. Iedereen hoeft niet altijd (direct) gelijk te denken. Er is ruimte voor een groeiproces bij kerkleden om tot bewustwording en mondige erkenning te komen van de leer van de Schrift. Tot het zover is, is er ruimte voor groei en tolerantie. Als blijkt dat iemand niet wil groeien of leren, wordt het wel anders. Dan houdt de tolerantie een keer op.

Maar al hoeft iedereen niet altijd (direct) gelijk te denken, van de kansels mag alleen Gods Woord klinken. En op de huisbezoeken ook.

Dominee Schoep als afgevaardigde

Dominee Schoep schreef het concept van de Open Brief en zette er zijn handtekening onder. Hij wilde ook een lossere binding aan de belijdenis. Ondanks dit alles werd dominee Schoep door de particuliere synode afgevaardigd naar de synode van Amersfoort- West, 1967. Op de synode wordt de afgevaardigden gevraagd of zij instemmen met de belijdenis. Dat is al zo sinds de Afscheiding (1834) en dat is op onze synodes nog zo. Ook dominee Schoep werd die vraag gesteld. Ja, antwoordde hij. Maar door wat hij schreef in de Open Brief, kon men hier niet zomaar van uitgaan. De synode stelde hem dan ook een aantal vragen. Hij wilde daarop geen antwoord geven. Toen heeft de synode gezegd, dat men er niet van op aan kon dat hij werkelijk instemde met de belijdenis. Zijn ondertekening van de Open Brief toont zelfs het tegenovergestelde. De synode kon hem daarom niet aanvaarden als afgevaardigde.

In de kerken brak de storm los.

Men zei dat deze synode nu ook onwettig handelde en schorste, zoals de synodale synode in de jaren ’40 Schilder en Greijdanus schorste (zie het eerste artikel, De Bazuin nr. 28). Maar dat was niet zo. De synode schorste dominee Schoep niet, maar heeft hem als afgevaardigde niet aanvaard. Schorsen liet ze over aan de kerkenraad.

Hoe dit leidde tot de NGK

Hoe heeft de Open Brief nou geleid tot het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde kerken?

De ondertekenaars van de brief werden door hun kerkenraad niet aangesproken op wat zij hadden geschreven en beweerd. Hoewel gemeenteleden en classis dat wel vroegen aan de kerkenraad, hielden de kerkenraden de dominees een hand boven het hoofd. Toen kon via de kerkelijke weg geen halt worden toegeroepen aan het ontbinden van de belijdenis. Een heel aantal gemeenten zijn toen gesplitst. In Kampen, Wezep en op andere plaatsen waren nu dus twee vrijgemaakte kerken. De classis waarbij die plaats hoorde, moest dan beslissen welke gemeente en kerkenraad wettig was. De kerkenraden die de Open Brief afwezen, werden wettig verklaard. De andere gemeenten niet. Zo plaatste een heel aantal kerken zich buiten het vrijgemaakte kerkverband. Samen vormden ze een aantal jaren later de Nederlands Gereformeerde Kerken. Daar, dat kun je wel raden, wordt niet strikt gebonden aan de belijdenis of aan het ondertekeningsformulier.

Dit is in grote lijnen het verhaal van het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerken.