De zelfbeproeving


In onze gemeenten wordt, naar de regel van de kerkorde, ten minste eens in de drie maand het heilig Avondmaal gevierd. Daarbij is het gebruikelijk dat op de zondag voorafgaand aan de viering de zogenoemde voorbereidingspreek wordt gehouden. Het doel van die preek is dat een ieder wordt opgeroepen zichzelf te beproeven naar de Schriften. Hoewel we de term zelfbeproeving elke keer rond en op de zondag van het Avondmaal horen, is het gevaar niet denkbeeldig dat het woord inslijt en het ons niets meer zegt. De meesten van ons zijn opgegroeid met de gereformeerde leer. Dat is pure rijkdom van God gekregen. Maar die rijkdom moet niet tot een dood kapitaal worden. Dat gebeurt wel wanneer deze inhoudsrijke woorden zijn ingesleten, zodat wij niet meer verwonderd staan over Gods rijke genade voor ons. Wat kan de zelfbeproeving hierin betekenen? Wat betekent de zelfbeproeving in de praktijk van het leven? Wat houdt de zelfbeproeving in? Waar komt het in de zelfbeproeving op aan?

Zelfbeproeving

In de voorbereiding op de viering van het Avondmaal wordt de gelovige, naar het woord van Paulus in 1 Kor. 11 : 28, opgeroepen zichzelf te beproeven. Ook andere Bijbelteksten sporen de gelovige daartoe aan (vgl. Klaagl. 3 : 40, Gal. 6 : 4, 2 Kor. 13 : 5). In de zelfbeproeving is het menselijke hart bezig met zichzelf ten overstaan van God. De mens kijkt naar zijn eigen leven, dat wordt beschenen door het licht van Gods verbondsbeloften en Gods verbondswet. Dat licht ontdekt ons aan onze eigen kleinheid ten opzichte van Gods grootheid. Het belicht onze ellende én de genade die God Drie-enig ons bewijst.

In de activiteit van zelfbeproeving is de mens met zich-zelf bezig. Hij reflecteert op zichzelf en zijn leven. Juist dat ‘met zichzelf’ bezig zijn doet de alarmbellen rinkelen. Want is bij het ‘met zichzelf’ bezig zijn het gevaar niet levensgroot dat we subjectief te werk gaan? Dat we naar eigen bedachte maatstaven onszelf bekijken en beoordelen? Dat we de mens in het middelpunt van onze belangstelling plaatsen en de blik naar onszelf richten? Is dat niet gevaarlijk?

Avondmaalsformulier

Het Avondmaalsformulier schuwt echter niet om ons bij onszelf te bepalen. We moeten onze eigen zonden overdenken en beseffen dat we Gods toorn verdienen. We moeten onszelf onderzoeken. We moeten ons afvragen of we gezind zijn uit dankbaarheid te leven. We moeten bij onszelf nagaan of we alle haat en nijd afleggen. Na het gedeelte over de Zelfbeproeving wordt in het gedeelte Nodiging en terugwijzing gesteld dat een ieder die een dergelijke gezindheid niet heeft, dat wil zeggen, deze gezindheid niet bij zichzelf opmerkt, door het Avondmaal een oordeel over zich haalt.

De vragen komen op de gelovige af. Ben ik wel een kind van God? Is het wel voor mij? Ben ik niet veel te zondig? Laat ik wel genoeg ontwikkeling zien in mijn leven? Zijn het niet altijd dezelfde zonden waarin ik val? Is de HERE wel geduldig met een zondaar als ik ben? Wandel ik wel werkelijk voor Gods aangezicht? Kortom, hoe staat het met mij?

De mens zoekt in zichzelf en komt tot de conclusie dat hij niet zeker weet of hij wel de juiste gezindheid heeft. Of hij wel waardig gekeurd wordt om aan de tafel deel te nemen. En dan? Welk besluit moet hij dan nemen? Wel of niet aangaan?

Vaste beloften

Inderdaad, wanneer Gods kinderen zichzelf beproeven, ontdekken ze altijd weer veel tekort. Het Avondmaalsformulier geeft duidelijk de richting aan bij de zelfbeproeving.

Allereerst moet een ieder een afkeer van zichzelf krijgen. De gelovige onderzoekt zijn hart, terwijl hij voor Christus staat en ziet Hem, de Gekruisigde, Geslagene en door God verlaten Man. Maar het zijn onze smarten, onze zonden, onze ziekten die Hem aan dat kruishout hebben gebracht. Dit is wat ons leven van nature voorstelt. Bij de zelfbeproeving gaan we daarom niet ons leven bij langs voor een zonde hier, een misser daar, een verkeerde opmerking zus of een verkeerde gedachte zo. Dat was het idee van de roomse biecht. Maar wij moeten onszelf zien als in Adam. In Adam als ons bondshoofd zijn wij van onszelf geheel doemwaardig voor God. Deze kennis van onze ellende gaat verder en dieper dan die paar zonden die wij aan het eind van de dag kunnen opnoemen.

Ook onderzoekt een ieder of hij Gods vaste beloften gelooft. Dat wil zeggen, dat hij stellig weet dat wat God in zijn Woord geopenbaard heeft, waar is, met daarbij het vertrouwen dat niet alleen aan anderen, maar ook aan hem vergeving van zonden en eeuwig leven gegeven is.

Ten slotte vraagt een ieder zich af of hij voortaan in lust en liefde naar de wil van God in alle goede werken wil leven (vgl. v&a 90). Hij neemt zich ernstig voor om alle haat en nijd af te leggen en in liefde en vrede met zijn naaste te leven.

In het Avondmaalsformulier zien we duidelijk de drie stukken van de Heidelbergse Catechismus terugkomen: ellende, verlossing en dankbaarheid. Daarom mogen we stellen dat de eigenlijke vraag in de zelfbeproeving deze is: is de ‘enige troost’ van Zondag 1 daadwerkelijk mijn enige troost? Geloof ik vast en zeker dat ik met lichaam en ziel eigendom ben van mijn Here en Heiland, omdat Hij mij van alle zonden heeft verlost en mij door Zijn Heilige Geest opwekt tot het leven voor Hem?

Doel

Zo wil het Avondmaalsformulier de zelfbeproeving gebruiken in een juiste voorbereiding op het doel van het Avondmaal: het vieren van de gedachtenismaaltijd. De gelovige moet naar zichzelf zien in het licht van de Here Christus om zo de maaltijd op de juiste manier te vieren. Dat maakt ook 1 Kor. 11 : 29 duidelijk. Wanneer Paulus zegt dat een ieder zich moet beproeven (vs. 28), heeft hij het in het vers ervoor gehad over de ‘onwaardige wijze’ van eten en drinken (vs. 27). Met de ‘onwaardige wijze’ van het vieren doelt Paulus op de misbruiken die in Korinthe bij het Avondmaal aanwezig zijn (vs. 21). Paulus stelt hierbij de wijze van het vieren van het Avondmaal in Korinthe aan de orde, waarbij de één dronken wordt en de ander honger heeft. In plaats van als gemeente het Avondmaal te vieren, vierde men het ieder voor zich. Een ieder die het Avondmaal viert moet dat doen door het onderscheiden van het lichaam (vs. 29). Degene die Avondmaal viert moet de Here Christus erkennen als de enige Zaligmaker en Middelaar van het verbond.

De centrale vraag is in 1 Kor. 11 of wij het Avondmaal zullen vieren overeenkomstig de instelling ervan. Dat is, we moeten het vieren in het geloof dat de Here Christus ook voor onze zonden volkomen heeft betaald. Hij is de enige grond voor ons heil. Om het sacrament tot Zijn gedachtenis te vieren, moeten wij onszelf onderzoeken of wij die vaste belofte van het evangelie geloven.

Reformatoren

Ook de Reformatoren hebben duidelijk gezien dat het vieren van het Avondmaal in geloof de juiste wijze is. Bijvoorbeeld Maarten Luther. Hij concentreerde zich bij de voorbereiding voor alles op het geloof. Bijvoorbeeld in een avondmaalspreek uit 1521: ‘Zeg met de hoofdman: Here, ik ben niet waardig, maar ik kom op Uw Woord. Bouw niet op eigen waardigheid, maar op Christus’ Woord. Als u maar geloof hebt, dan bent u waardig om aan het avondmaal deel te nemen.1)

En Calvijn schrijft in 1541 naar aanleiding van het bevel van Christus: ‘die regel volgend, hebben wij te onderzoeken of wij in onszelf oprecht berouw gevoelen en in onze Here Jezus Christus oprecht geloof hebben. Deze twee dingen horen zó bijeen, dat het een niet zonder het ander kan bestaan. Want als wij geloven dat ons leven in Christus ligt, moeten wij erkennen dat wij in onszelf dood zijn. Als wij onze kracht in Hem zoeken, moeten wij inzien, dat wij in onszelf krachteloos zijn.2)

Calvijn benadrukt daarbij dat het gaat om een oprecht geloof, niet om een volkomen geloof. Immers, schrijft hij, ongeloof is een ziekte die zo diep wortel geschoten heeft in onze natuur, dat wij er nooit volkomen van genezen worden, zolang wij niet bevrijd zijn uit de gevangenis van ons lichaam. Hij keert zich tegen hen die een volmaakt geloof en een volmaakt berouw eisen. Want wie zal zich kunnen beroemen niet met enig wantrouwen te zijn bevlekt? Niet te zijn behept met enige zonde of zwakheid? Calvijn stelt geen bijzondere vereisten aan de zelfbeproeving of aan de gelovige om tot de tafel van Christus te komen.

Dit sluit aan bij ons Avondmaalsformulier. Immers, er staat wel in dat wij ons moeten beproeven en het geeft ook richting over hoe wij ons moeten beproeven. Het moet ons echter opvallen dat er geen norm wordt gehanteerd. Er is in het formulier geen vereiste opgenomen tot hoeveel afkeer of tot hoeveel ‘nieuwe gezindheid’ de zelfbeproeving moet leiden.

Nadere Reformatie

Waar we op doelen wordt duidelijker wanneer we kijken hoe het accent van bijvoorbeeld Luther en Calvijn op het geloof in Gods vaste beloften in latere jaren verschuift naar een nadruk op de christen en zijn staat van geloof. Dit gebeurde met name in de jaren van de Nadere Reformatie. Was de Reformatie allereerst een breuk met de rooms-katholieke leer, de Nadere Reformatie richtte zich erop om de leer volledig te laten doorwerken in de concrete levenswandel.

In die tijd is men 1 Kor. 11, waaronder vs. 27 over het ‘waardig zijn’, op een andere manier gaan lezen. Zoals we net hebben uiteengezet moet de vraag voor ons belangrijk zijn of wij het Avondmaal gaan vieren overeenkomstig de instelling ervan (de juiste wijze van vieren). In de Nadere Reformatie moest echter de vraag beantwoord worden óf men wel Avondmaal kon vieren (wie het mogen vieren).

Uitgebreid werd in diverse geschriften uiteengezet wat een christen in zichzelf moest bevinden om op basis daarvan te kunnen bepalen of hij aan mag gaan aan het Avondmaal. De mens moet bij zichzelf meerdere kenmerken bevinden, waarnemen. Nauwkeurig werd daarbij aangegeven wat een gelovige eerst bij zichzelf moet opmerken, voordat deze gerust aan mag gaan. Feitelijk werd onderzoek gedaan naar de echtheid van het geloof. Hoewel het in het verband van die tijd misschien wel te begrijpen is, wordt de gelovige op de manier teruggeworpen op zichzelf. Hij moest onderzoeken of hij Gods beloften vast gelooft in plaats van het onderzoek of hij Gods vaste beloften gelooft!

Voor wie?

Ook in onze tijd zijn er kerkverbanden die in de leer, ook bij het Avondmaal, het accent op de echtheid van het geloof leggen. De voorbereiding op het heilig Avondmaal bestaat dan uit het nauwgezet onderzoeken van het eigen geloofsleven op de tekenen van de ware bekering. Alleen de ware bekeerden mogen vervolgens aangaan aan de tafel van het Verbond. De zekerheid van het geloof berust op eigen bevinding. Het stellige weten dat Gods Woord waar is, is wel aanwezig. Maar het vaste vertrouwen dat het ook voor mij is, moet eerst in het eigen hart bevonden worden.

Echter, de zekerheid van ons geloof berust niet op eigen bevinding, maar het berust Gods verbondsbeloften. Daarom mag ik er zeker van zijn dat Hij mijn Vader wil zijn, dat mijn zonden vergeven zijn en dat de Heilige Geest mij geschonken is. Niet omdat ik dat in mijn hart wel of niet voel, maar omdat de HERE dat zelf tegen mij gezegd heeft en aan mijn voorhoofd heeft laten verzegelen. We hoeven niet eerst verzekerd te zijn van de echtheid van ons geloof. We moeten verzekerd zijn van en geloven dat de beloften van het verbond ook voor ons zijn.

Dat geloof houdt ook in een afkeer van onszelf en de begeerte om hoe langer hoe meer naar Gods wil te leven (v&a 81). Dat geloof en dat vertrouwen wil de Here juist door het Avondmaal versterken.

Vieren

De zelfbeproeving richt zich niet op de speurtocht naar kenmerken van het ware geloof. In de zelfbeproeving stelt de gelovige zich voor de Here om Zijn oordeel over ons leven te vernemen. Ons beoordelen van onszelf (1 Kor. 11 : 31) is niets anders dan het gelovig horen naar het oordeel van God Zelf. 3)

Wij komen aan het Avondmaal wanneer wij ons beproefd hebben of wij Gods vaste beloften vertrouwen. Wij merken bij onszelf op dat wij in geloof tekort schieten en juist daarom vluchten wij, op de roep van de HERE zelf, naar Zijn tafel. Dat wijst de betekenis van de zelfbeproeving aan in het leven van de gelovige. Hij roept uit, zoals de vader van de maanzieke jongen uitriep: ‘ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp’ (Mark. 9 : 24). Deze man zag hoeveel geloofsvertrouwen er ontbrak, maar hij vluchtte met zijn onvolkomen geloof naar Christus. Zo zien wij ook op ons ongeloof en vluchten naar Christus, die het sacrament van het Avondmaal aan ons heeft gegeven juist ter versterking van dat geloof.

Het Heilig Avondmaal is een sacrament dat we vieren.

Als Gods volk worden we uitgenodigd voor het feest, waarop we mogen terugzien op het volbrachte werk van Christus en waarop we leren uitzien naar de volkomenheid van de vreugde. We loven en prijzen onze God, die Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons overgegeven heeft voor onze zonden en zo ons in het verbond wil voeden en verkwikken tot verheerlijking van Zijn grote Naam. Christus heeft aan het kruis het verbond voor eeuwig rechtskracht verleend. We mogen in vrijmoedigheid weer voor de HERE verschijnen. We mogen weer in het verbond met de HERE leven!

Wanneer we onszelf beproeven, zien we op onze zondeschuld en daarvoor verootmoedigen wij ons voor Hem. Dit weerhoudt ons er niet van het Avondmaal te vieren. Het maakt ons lofoffer juist groter. Want lof aan de HERE en belijdenis van onze schuld zijn één en dezelfde zaak. Want onze ellende stelt Gods grote genade voor ogen!

Zo helpt de zelfbeproeving ons om Gods barmhartige genade te zien en Hem oprecht te loven om Zijn goedheid.

Loof de HERE, mijn ziel,

en al wat in mij is, zijn heilige naam;

loof de HERE, mijn ziel,

en vergeet niet een van zijn weldaden;

die al uw ongerechtigheden vergeeft,

die al uw krankheden geneest,

die uw leven verlost van de groeve,

die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, die uw ziel verzadigt met het goede,

zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.

(Ps.103 : 1-5).

__________

1) Geciteerd uit: Rondom de ware zelfbeproeving I, De Reformatie, jrg. 67/31, dr. A.N. Hendriks

2) Geciteerd uit: Rondom de ware zelfbeproeving II, De Reformatie, jrg. 67/32, dr. A.N. Hendriks

3) Geciteerd uit: Rondom de ware zelfbeproeving IV, De Reformatie, jrg. 67/34, dr. A.N. Hendriks