Afgoden voor ons, gereformeerden


Elke zondag houdt de HERE ons voor dat we Hem alleen moeten dienen. Hij wil niet dat wij afgoden voor Zijn aangezicht hebben of Hem op een verkeerde wijze dienen. Uit het Oude Testament weten we dat de Israëlieten vaak in de verleiding zijn gevallen om wél afgoderij te bedrijven. Denk alleen maar aan het gouden kalf op de reis uit Egypte. Of, aan de meerdere malen dat de Israëlieten Baäls en Astartes achterna lopen. De HERE laat ons dan de eerste twee geboden ook zondag aan zondag voorhouden. Wat zijn dan afgoden voor ons? Over die vraag willen we deze keer nadenken.

Wat zijn afgoden en wat is afgoderij?

Bij het woord afgoden en afgoderij denken we direct aan het eerste van de Tien Geboden: geen andere goden voor Gods aangezicht. Hij heeft ons in de vrijheid gezet zodat wij Hem kunnen dienen met al onze krachten, heel ons verstand en alles wat in ons is. Nu eist Hij in het eerste gebod: Nu Ik jullie bevrijd heb, nu jullie in de vrijheid staan, dien alleen Mij, met je hele hart! De HERE wil geen dubbelhartigheid, maar een radicaal geloofsantwoord van ons. Ons hele hart voor Hem. Hij wil ons met het eerste gebod roepen tot de geloofskeuze dat Hij de enige ware God is.

In het eerste gebod eist de HERE dat wij ons vertrouwen geheel en al op Hem stellen. God eist, zoals dat in vraag en antwoord 95 van de HC zo duidelijk staat: ‘Dat wij niets anders verzinnen of hebben buiten Hem, waarop wij ons vertrouwen stellen.’

Het dienen van afgoden is het dienen van schepselen en natuurkrachten (regen, droogte, maar ook liefde, seksualiteit, intellect, vruchtbaarheid) boven de Schepper. Israël gebruikte die schepselen, die krachten uit Gods schepping ? die de HERE in de schepping had gelegd ten dienste van de mens ? niet in de vrijheid, waarin de HERE hen had gesteld. De Israëlieten zijn dus niet vrij, zoals de HERE bedoelde, maar zijn nog steeds slaven. Slaven van hun eigen begeerte. Slaven van hun eigen goden, voor wie zij soms hun eigen kinderen moesten offeren.

Tweede gebod

De HERE wil ons in het eerste gebod duidelijk maken dat Hij de enige, ware God is. Buiten Hem is er geen God. Buiten Hem kan niets of niemand ons verlossen uit het diensthuis van de slavernij van de zonde. In het tweede gebod eist de HERE ook de Gods-dienst op. Het eerste gebod gaat over de ware God, het tweede wijst op de ware Godsdienst. Wanneer wij de afgoden uit ons leven hebben weggedaan, moeten we ons vervolgens geen zelf-ontworpen beeld van God maken. Hij wil dat wij Hem op geen enkele andere wijze vereren dan Hij in Zijn Woord aan ons gebiedt. Afwijking is eigenwilligheid. De HERE wil niet gediend worden met hulp van gesneden beelden. De HERE wil niet dat wij Hem afbeelden, ook niet door onze eigen denk-beelden.

Realiteit?

We horen deze twee geboden elke zondagmorgen, maar luisteren we er ook naar? Luisteren, wat ook betekent: gehoorzamen? Wij moeten echter bekennen en we belijden het ook voor Gods aangezicht, dat Hij ons wel in de vrijheid heeft gezet, maar dat dat niet betekent dat wij nu die vrijheid goed gebruiken. Nog steeds zijn wij geneigd, door ons kleingeloof, de HERE naar ons beeld te vormen en Hem op onze manier te dienen.

Calvijn zegt dat het verstand van de mens de werkplaats is waar beelden van God op onze maat vervaardigd worden. Het is een werk-plaats. Dat wijst op een voortdurende activiteit. De woorden van Calvijn zijn, ondanks zoveel eeuwen geleden geschreven, ook voor ons om te overdenken! De eerste twee geboden worden ons niet voor niets elke zondag voorgehouden. Wij moeten ons daarom niet blindstaren op beeldendienst in hout, steen of goud. Want achter het maken van beelden gaat een opvatting schuil. In het beeld krijgt het denk-beeld gestalte. De tijden zijn natuurlijk wel veranderd. Baäl is niet meer, Zeus, Wodan en Donar hebben geen aanbidders meer. Maar dat neemt niet weg dat de onderliggende machten waar deze goden voor stonden (vruchtbaarheid bijvoorbeeld) nog steeds worden vereerd.

Onze afgoden

De Bijbel noemt een paar concrete voorbeelden van afgoden. Zaken waarop wij ons vertrouwen zouden kunnen stellen. Bijvoorbeeld het vertrouwen op aardse bezittingen (hebzucht, geldgierigheid, vertrouwen op Mammon (Col. 3 : 5, Job 31 : 24, Matth. 6 : 24, Ef. 5 : 5)). Onze bankrekening is bij uitstek een bezitting waarop wij ons vertrouwen stellen. Het geld, waarmee wij in ons levensonderhoud voorzien. Het gevaar is dan dat we niet meer al het goede van Hem verwachten, maar van onze eigen bezittingen.

Denk ook aan de verzorgingsstaat met het sociale vangnet (WW, AOW e.d.) en pensioenstelsel. Het sociale vangnet zou in plaats kunnen komen van ons vertrouwen op de weg van de HERE met ons. En wellicht raakt het ons ook wanneer de pensioenen worden gekort? Raken we daarvan in paniek? Worden onze gedachten in beslag genomen met het bedenken van oplossingen, zonder dat we allereerst onze moeiten aan de HERE voorleggen en uitkomst van Hem verwachten?

De Bijbel noemt ook onze buik als afgod (Fil. 3 : 19, Rom. 16 : 18). Dat is wanneer wij ons laten leiden door de honger van de maag en alles wat daarmee samenhangt als luxe. Hiermee hangt samen dat we ons vertrouwen stellen op de voedende kracht van brood in plaats van dat we oog hebben voor de HERE, die Zijn gaven moet zegenen wil het ons tot nut zijn. Dit is de afgod van ‘laten wij eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij’. We moeten dan hier pakken wat we pakken kunnen, want hierna is het afgelopen.

Onze eigen kracht kan een afgod zijn (Habakuk 1 : 11). Dit omvat onze eigen gezondheid, het vertrouwen dat wij door een zogenoemd gezond leven onze eigen levensduur in de hand hebben, terwijl het de HERE is die het leven geeft en neemt. Een overmatig vertrouwen op medicijnen en doktoren, zonder ons in gezondheid en ziekte over te geven aan de zorg van Vader.

Seksualiteit

In vroeger tijden vereerde men Baäl en Astarte, de goden voor de vruchtbaarheid, de seksualiteit, de zinnelijkheid. Wat dat betreft zijn de tijden nog niets veranderd. Zijn de mensen niet vol van seksualiteit en van genot? Van bevrediging van hartstochten? We hoeven daarin niet te wijzen naar de wereld. Laten we beginnen bij onszelf. Wij leven ook in deze wereld. De beelden van tv en internet komen ook onze huiskamers binnen en komen ook op ons netvlies. Zijn we ons bewust dat wij daardoor worden beïnvloed? Dat de satan die beelden, die krachten gebruikt, om ons van de HERE af te trekken? Wij kunnen ook in dienst zijn van onze begeerte (en dat kan van alles zijn). Wij zijn dan onderworpen aan ons eigen zondige vlees, in plaats van onderworpen te zijn aan de HERE.

Wegwerpen!

Ons, gereformeerden, is ons heil ons immers lief, zoals de HC dat zegt in Zondag 34! Daarom werpen wij alle afgoderij, bijgeloof, waarzeggerij, aanroeping van heiligen van ons af en stellen wij ons vertrouwen alleen op Hem. Wij willen Hem naar waarheid leren kennen, Hem alleen vertrouwen, met alle ootmoed en geduld ons aan Hem onderwerpen, al het goede alleen van Hem verwachten.

In het eerste gebod, zo zagen we, eist de HERE ons hele hart op. In het tweede gebod eist Hij dat wij Hem op de rechte manier dienen. En daarvan kunnen we ook een aantal concrete voorbeelden noemen.

Vrijheid

We kunnen ons vergrijpen aan de vrijheid van de HERE. Bijvoorbeeld door te zeggen dat de HERE wil dat ik gelukkig ben. Dat dát is wat de HERE wil. Dan zien we voorbij aan wat God daadwerkelijk van ons vraagt: Hem te eren en Hem te dienen, ook al betekent dat tegenspoed en tegenslag in dit aardse leven. We spannen de HERE dan voor ons karretje en menen dat God voor ons (aardse) geluk zal zorgen. Beproevingen komen dan in onze optiek niet van de HERE, omdat de HERE juist wil dat wij gelukkig zijn. We hebben ons daarmee in onze gedachten een andere god gevormd.

Verhevenheid

We kunnen ook Gods verhevenheid aantasten. Wanneer wij bijvoorbeeld klein of menselijk denken over de HERE, bijvoorbeeld in zijn Kerkvergaderend werk. Als we denken dat we toch maar een klein kerkje zijn en denken dat dit niet kan zijn wat God wil, dan toetsen we zijn beleid aan onze norm. Inderdaad, we kunnen Gods raad hierin niet doorzien, maar wat we moeten vasthouden is dat zijn weg, ook met zijn Kerk, goed is. Klein denken van de HERE kan ook gebeuren wanneer we twijfelen aan de echtheid van Gods werken in de geschiedenis. Over de schepping, het spreken van de slang in het paradijs, de opstanding en de hemelvaart. Of wanneer we Gods Woord naar onze eigen maatstaven aanpassen (vrouw in het ambt, de geldigheid van Gods wet, etc.). We passen dan Gods beleid in in onze eigen zondige kaders.

Negeren van Gods verbond

Ook kunnen we met onze eigenwillige godsdienst God negeren als Verbondsgod. De HERE is immers dichtbij ons; Hij is niet ver weg; Hij komt in zijn Woord naar ons toe. Hij geeft ons zijn genademiddelen van Woord en sacrament, waarmee de Heilige Geest het geloof in het hart werkt en versterkt. Wanneer wij dan toch gaan verlangen dat God direct tot ons hart spreekt en wanneer wij dan toch verlangen naar visioenen of duidelijke tekens buiten Gods Woord om, dan willen wij de HERE nog dichterbij hebben. Dat kan ook met het draaien van bepaalde muziek om daarmee in een soort geestvervoering te raken en om in een mystiek gevoel ons heel dicht bij de HERE te weten. We richten ons dan op ons gevoel, buiten het Verbondswoord van de HERE om, terwijl Hij zich daarin aan ons openbaren wil.

Klem op heel ons leven

De eerste twee geboden plaatsen ons hele leven en onze hele ambtsdienst als profeet, koning en priester onder de klem van Gods verbond. Van zijn belofte dat wij zijn kinderen zijn en van de eis dat wij geheel en al gericht moeten zijn op Hem. We moeten onszelf beproeven als de HERE ons in de Bijbel telkens en telkens maar weer waarschuwt tegen de afgoderij. Dat de HERE ons zondag aan zondag ons zijn wet laat voorlezen, is beslist geen overdaad, maar het is pure noodzaak om telkens weer en telkens meer bewust te worden van ons eigen zondige hart. Om daardoor te vluchten naar onze Here Jezus Christus, die ook aan deze geboden heeft voldaan en ook deze geboden heeft vervuld.

Alleen doordat de gerechtigheid van Hem ons uit genade wordt toegerekend, mogen wij, zondige mensen als wij zijn, gerechtvaardigd voor God verschijnen. Alleen door zijn offer heeft Hij voor ons de heiliging verkregen. Alleen door Zijn werk mag de Heilige Geest nu in onze harten woning maken. De HERE ziet ons, in Zijn Zoon Jezus Christus, alsof wij zélf het eerste en tweede gebod volkomen gehouden hebben. Alleen aan God de eer!