Oproep (3)


Jesaja 1 : 16-20:

16 Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen; 17 leert goed te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe. 18 Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de HERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. 19 Als gij gewillig zijt en luistert, zult gij het goede des lands eten; 20 maar als gij weigert en weerspannig zijt, zult gij door het zwaard worden verteerd, want de mond des HEREN heeft het gesproken.

Dankbaarheid

Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg, houdt op kwaad te doen, leert goed te doen.

De HERE roept Zijn volk op tot bekering. Als ze inzien hoe groot hun zonden en ellende zijn, en ze mogen van de HERE zien dat Hij hen wil verlossen van hun zonden, dan zullen ze ook hun dankbaarheid moeten tonen. De oude mens moet immers afsterven, en de nieuwe opstaan.

De boze werken waarmee ze de HERE vertoornd en bedroefd hebben, dienen weggedaan te worden. Ze zullen daarbij ophouden met het kwade te doen, om nu ook het goede te doen.

Dat goede moeten ze zelfs weer leren te doen (vers 17).

Dat hadden ze inmiddels afgeleerd! Ze hebben daar beslist nog onvoldoende kennis van. Ze leven niet meer uit het Woord, kennen dat Woord niet meer goed. En daarom zullen ze terug moeten naar het Woord van God. Er is reformatie nodig in hun harten, waarbij ze steeds weer teruggrijpen naar Gods Woord, en daaruit leven.

Ze mogen niet denken: nu mijn zonden vergeven zijn, zit het wel goed. Nu mag ik in vrijheid mijn keuze maken. Nee, ‘leren’ goed te doen. Inspannen om het Woord van God te kennen, en daardoor God Zelf te leren kennen. Om zo te weten wat Hem welbehaaglijk is, wat Hem tot een lieflijke reuk is. Ook al gaat dat dwars tegen je eigen gevoel en je eigen mening in. Ook al moet je je daarbij in je vlees snijden. Zelfopoffering getroosten en moeite ondergaan.

Je moet het weer leren uit Gods Woord.

Ook wij zullen steeds weer moeten leren wat het is ‘goed’ te doen. Om steeds weer opnieuw met lust en liefde tot de HERE, Zijn wil te doen. Dat is dankbaarheid tonen, dat is leven uit genade.

Maar nee, daar is vergeving bij U altijd geweest,

opdat U in ons leven, eerbiedig wordt gevreesd.

Deze zin van Psalm 130 vers 2 berijmd, geeft het doel aan van onze genadige verlossing in Christus. Dat geldt ook voor Jes. 1 : 16-19. De HERE wil bij de door Hem Zelf bewerkte vrijspraak, ook een leven van bekering en dankbaarheid zien. Dat wil Hij in Christus en door Zijn Geest in ons bewerken, maar dat wil Hij ook zíen. Hij wil dat wij onze dankbaarheid voor Zijn heerlijke vrijspraak in ons leven op grond van het verzoeningswerk van Christus tot uiting brengen. En daarbij ook onze verantwoordelijkheid tonen. Voor ons als gelovigen geldt, dat de Here Christus door Zijn Geest ons wil heiligen, waarbij Hij ons ook oproept tot een heilig leven. Die heiliging is dus geen passieve bezigheid. Geen automatisme, waarbij de HERE Zijn volk uitschakelt. Nee, Hij schakelt hen juist in. Zijn volk zal zich ook m.b.t. hun heiliging moeten ‘beijveren’ (2 Petr. 1 : 10, 3 : 14).

Gods zegen of Zijn vloek

Daarbij komt ook: over dat leven in dankbaarheid zal de HERE Zijn zegen geven.

Zo lezen we dat in vers 19:

Als gij gewillig zijt en luistert, zult gij het goede des lands eten.

Dus zeg nu je eigen mening, lusten en wil op, en luister niet langer naar wat je zelf goeddunkt. Maar luister nu toch naar de HÉRE, je Vader, je God, je Verlosser.

We weten: dat moet de Heilige Geest in ons hart werken. Hij moet ons van harte bereid maken om voortaan voor de HERE te leven. Maar als wij die vruchten van de Geest mogen voortbrengen ? en laten we daar steeds om bidden en aan werken ? dan zal de HERE daar Zijn zegen over geven!

Die zegen wordt hier oudtestamentisch weergegeven als ‘het goede des lands eten’. De HERE toont Zijn goedgunstigheid en geeft al het nodige aan allen die Hem vrezen. Alles doet Hij meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben (Rom. 8 : 28)!

Het is de gelukzaligheid die beloofd wordt in Psalm 128 : 1, 2:

Welzalig ieder die de HERE vreest,

Die in zijn wegen wandelt,

Want gij zult eten de opbrengst van uw handen;

Welzalig gij, het zal u welgaan.

Er is geen automatisme in het verbond van de HERE met Zijn verbondsvolk. Hij wil dat hen en ook ons duidelijk maken met Zijn verbondsdreiging. Ook die is nodig. Want de HERE is gebrand op onze liefde tot Hem. Vers 20:

Maar als gij weigert en weerspannig zijt, zult gij door het zwaard worden verteerd.

Jesaja voegt daar met klem aan toe:

Want de mond des Heren heeft het gesproken!

Het zijn niet de woorden van de profeet zelf, maar de woorden van de HERE Zelf, die hier spreekt van zegen of vloek.

Gehoorzaam of weerspannig?

Wat houdt die weerspannigheid in? Het is weigeren om naar de stem van de HERE te luisteren, en zo opstandig tegenover de HERE voort te gaan in de zonde. Niet willen leven uit genade en niet willen gaan de wegen van de HERE, maar eigen wegen gaan. Daarvan zegt de HERE: reken dan niet meer op Mijn verlossing en Mijn zegen. Als je volhardt in je zonden, wanneer je ertegen gewaarschuwd bent, dan kun je niet denken: ‘ach de HERE vergeeft het wel’.

De HERE vergeeft alleen wanneer je van harte berouw hebt, en wanneer je tegen je zonden wilt strijden. Dan neemt Hij elke zondaar aan in genade, en schenkt Hij hem of haar Zijn vergeving.

Zo vaak dat nodig is! Telkens opnieuw!

De HERE geeft zijn beloften. Hij vervult ze ook. Maar wel altijd in de weg van gelovige, en dat is ook gehoorzame, aanvaarding. Die is er niet, als men volhardt in de zonde, en niet meer naar Zijn geboden wil luisteren. Dan is er weigering en weerspannigheid. Daarover zal Gods oordeel komen.

Vers 20 zegt: ‘dan zult gij door het zwaard worden verteerd’. Bij leven in moedwillige ongehoorzaamheid zullen er geen genietingen zijn in de gemeenschap met God, maar komt voor Gods verbondskinderen uiteindelijk ook het eeuwig oordeel als ze zich niet bekeren.

Dat komt klemmend op ons af. Dat horen we ook liever niet.

Wij leven in een tijd dat er veel religiositeit is. Een tijd waarin velen geloof opvatten als ‘beleven’ van het goede, waarbij men nog wel graag hoort: ‘God houdt van jou’.

Maar geloof waarbij ook horen het verlangen om te luisteren naar Gods Woord en de lust om eraan te gehoorzamen, zo’n geloof willen velen niet meer. Men wil liever kunnen profiteren van deze wereld, en tegelijk zalig worden. Wel het goede, aangename, het strelende horen van verlossing en zaligheid. Wel de beloften en de goedgunstigheid van de HERE horen en willen beleven. Maar niet meer de eis van het verbond die op die belofte staat. De eis die er is om God lief te hebben en Hem gehoorzaamheid te tonen.

Samuëls uitspraak in 1 Sam. 15 : 22 is daarom ook voor ons zo belangrijk:

gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen.

Laten we blij zijn dat de HERE ons ertoe beweegt om onszelf te beproeven voor Hem. Laten we steeds Hem om hulp vragen om ootmoedig met Hem te mogen wandelen.

Want zo zal God ons hart steeds weer op Hem en op onze Here Jezus Christus willen richten, als de Verlosser van ons leven. Zo wil Hij ons telkens weer terugbrengen naar Zijn Woord. Zodat Hij van ons de eer krijgt die Hem toekomt in het ware leven met Hem.