Catechisatie (2)


Een aantal weken terug schreven we een artikel over catechisatie. We kwamen in dat artikel tot de conclusie dat het thuis geven van onderwijs in de geloofsleer door de ouders, in woord en daad, heel belangrijk is en steeds belangrijker wordt. Zeker nu de identiteit van het gereformeerd onderwijs wordt uitgehold. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de ouders, maar we zagen ook dat de synode van Dordt de kerkelijke catechisatie als onderdeel van de opvoeding in de geloofsleer zag.Kennis, inzicht en vorming

We begonnen bij de doelstelling van de catechisatie: het mondig maken van doopleden zodat zij hun geloof belijden. Is het overdragen van kennis voldoende om deze doelstelling, zover het in het vermogen van de catecheten ligt, te bereiken? Is het overdragen van kennis voldoende? Moeten de catechisanten de vragen van het Kort Begrip vlekkeloos kunnen beantwoorden? Bestaat het mondig maken van de doopleden alleen uit het overdragen van pure kennis? Kunnen we tevreden zijn als de catechisant een beknopte dogmatiek kan reproduceren?

Nee, het belijden van het geloof bestaat niet puur en alleen uit het stellig weten, waarmee onlosmakelijk verbonden is het vaste vertrouwen, zoals de catechismus dat uitlegt. Het geloof is het stellig weten en vast vertrouwen dat de beloften van het evangelie, niet alleen aan anderen, maar ook aan hen geschonken zijn in Jezus Christus. Kennisoverdracht is daarvoor niet voldoende. De catechisant moet ook inzicht krijgen in het geleerde, moet het kunnen plaatsen in het dagelijks leven en ook het belang voor zijn of haar leven beseffen. Dat wil zeggen dat naast het overdragen van kennis, ook het kweken van inzicht en een vormingselement aanwezig zijn. Kennis, inzicht en vorming, deze drie elementen willen we nu nader bekijken.

Kennis

Onder het overdragen van kennis verstaan we dat de jongens en meisjes bekend worden met de geloofsleer door de inhoud van de catechismus. Met het overdragen van kennis door de catecheet aan de catechisant worden zij vertrouwd met de inhoud van in dit geval de catechismus.

We haalden de vorige keer Deuteronomium 6 al aan om de nadruk op de geloofsopvoeding aan te geven. Dezelfde tekst wijst ook op een aspect van de kennis.

Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten. (Deut. 6 : 4-9)

Hier gebiedt de HERE om de kinderen de leer in te prenten, in te scherpen zoals in de Statenvertaling staat. En dan niet inprenten als was het een puur stampen van de inhoud. Dat blijkt wel uit het tekstverband. De ouders moeten niet ophouden er over te spreken. Zij moeten het altijd laten zien aan hun kinderen (hun voorhoofd). Zij moeten het laten zien in hun handelen (hun handen). Met woord en daad naar Gods wil leven. Het is dus niet kennis hebben zonder meer, maar deze kennis moet het leven gaan beheersen.

Memoriseren

De methode van de kennisoverdracht bestaat onder andere uit het uit het hoofd laten opzeggen van de Zondagsafdelingen. Het is niet van vandaag of gisteren dat bij die methode vragen worden gesteld. Is het memoriseren nu de meest nuttige methode? Levert deze methode het meeste ‘rendement’ op? Leren de kinderen hier het meeste van? Bij zulke vragen wijst men dan naar de tijd waarin de H.C. werd gemaakt. Toen waren het vooral analfabeten die de catechisatie volgden. Door de vragen in de H.C. op te zeggen en de leerlingen antwoord te laten geven en te herhalen, werd de kennis van het geloof bevorderd. Er was toen sprake van een luistercultuur. Wij leven echter in zo’n andere tijd. De jongens en meisjes kunnen meelezen en als het moet, kunnen ze het zo oplezen. Memoriseren en repeteren is daarmee ‘niet meer van deze tijd’ en wordt overboord gezet.

In eigen woorden

In plaats hiervan wordt liever de methode gehanteerd van het in ‘eigen woorden nazeggen’. De catechisanten dreunen dan niet maar gewoon de woorden op, maar ze moeten kunnen vertellen wát er staat. Voor het kweken van inzicht in het geleerde zou deze methode inderdaad gebruikt kunnen worden. Maar wat we goed in het oog moeten houden is het feit dat de catechisatie bedoeld is voor het belijden van het geloof. Belijden is naspreken. De woorden van de Bijbel, via de woorden van de H.C., naspreken. Waar onze eigen woorden over onze ellende, Gods beloften en onze dankbaarheid vaak te kort schieten, zijn daar juist de woorden van de catechismus die ons en onze kinderen die belijdenistaal op de lippen leggen. Zodat de jongens en meisjes zich die woorden eigen maken. Maar ook, zodat die woorden ons ? door de wekelijkse catechismusprediking ? ingeprent worden. Het is om deze reden belangrijk om het memoriseren en het repeteren niet als ‘ouderwets’ te bestempelen en overboord te zetten.

Herinnering

Een andere reden komt daar nog bij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten meerdere gereformeerden opgesloten in gevangenkampen, zonder een Bijbel. Zij konden dus niet in Gods Woord lezen en daardoor versterkt worden. Er zijn meerdere verhalen bekend, waarbij die broeders en zusters zich door die loodzware tijd heen sleepten door het opzeggen van Zondagen of Psalmen die vroeger waren geleerd op de school. Beter gezegd, de HERE verliet zijn kinderen daarin niet, maar hield hen op de been door hen die vroeger geleerde woorden te binnen te brengen.

De meesten van ons kunnen zich dat vandaag de dag haast niet voorstellen. Maar wie van ons geeft de garantie dat wij of onze kinderen niet in een oorlogssituatie komen? Of, dat op een andere wijze het lezen van Gods Woord voor een tijd onmogelijk wordt gemaakt? De gerichten van de HERE gaan over de aarde en stuwen de geschiedenis naar het einde. Ook wij kunnen door die gerichten worden geraakt. Wij weten niet wat ons daarin allemaal nog te wachten staat. Maar ook hierom is het belangrijk om de geloofsleer in te prenten, zodat onze parate kennis van de H.C. (maar ook van Psalmen en Bijbelteksten) ons ook op moeilijke momenten van het leven op de been kan houden. Kennen wij allemaal, ook degenen die de catechisatie al een tijd achter zich hebben liggen, Zondag 1 over onze enige troost? Zondag 7 over wat het geloof is? Zondag 23 over wat we er nu eigenlijk allemaal aan hebben dat we geloven?

Beeldcultuur

Onlangs sprak dr. S.D. Post op de Haamstedeconferentie, een interkerkelijke conferentie voor theologen uit kerken voortkomend uit de Reformatie en Nadere Reformatie, een lezing over de digitale revolutie (zie voor de hele inleiding www.refdag.nl/opinie van 28 augustus 2012). Zijn stellingen waren niet mis. Bijvoorbeeld dat de digitalisering de oppervlakkigheid in het denken bevordert. En dat door digitalisering woorden door beelden worden vervangen.

Dat heeft ook impact op de manier waarop de jongens en meisjes bepaalde stof tot zich kunnen nemen. Wellicht zal het sommigen heel veel moeite kosten om bepaalde gedeelten op te zeggen, omdat ze het totaal niet meer gewend zijn om op deze wijze te leren. Gaat het te ver om hierin het werk van satan te zien, die steeds probeert en steeds venijniger probeert Gods kinderen te verleiden en aan het wankelen te brengen? Gaat het te ver om, gelet op wat we zojuist schreven, te zeggen dat de satan probeert om te voorkomen dat in de hoofden van onze jongens en meisjes parate geloofskennis aanwezig is?

Het zijn vragen die ons aan het denken moeten zetten. Wel zijn het ontwikkelingen waar de catecheten zich bewust van moeten zijn. Wij leven in deze beeldcultuur, we staan daar middenin. Maar dat mag geen excuus zijn om ons zover aan te passen aan de huidige tijd, dat wij niet meer van onze jongens en meisjes durven of willen vragen om Zondagsafdelingen uit het hoofd te leren.

Inzicht

Parate geloofskennis is belangrijk. De jongens en meisjes moeten als het ware de weg kunnen vinden in de belijdenis. Ze moeten paraat hebben waar welk onderwerp staat, om zo ook de belijdenis, die gegrond is op Gods Woord, te gebruiken om dwalingen te onderkennen en te weerstaan.

Het is echter belangrijk dat de jongens en meisjes naast het weten wát er in de catechismus staat, vervolgens ook de zin doorzien. Ze moeten inzicht krijgen in hoe het geleerde, bijvoorbeeld over onze val in Adam in het paradijs, zijn weerslag heeft in de dagelijkse geloofspraktijk. Dat bijvoorbeeld de troost van ons belijden over het eeuwige leven ook voor hen een realiteit is. Voor het zien van verbanden is het wel van belang dat men de kennis heeft om die verbanden te leggen. De parate geloofskennis is als het ware de basis om het geloofsinzicht te versterken

In vroeger tijden hadden ze hier al oog voor. Op het Convent van Wezel (1568) werd gesteld dat niet alleen geijverd moest worden om de kinderen de catechismus-woorden letterlijk op te laten zeggen. Maar de kinderen moest ook geleerd worden deze woorden te verstaan en ze in het diepst van hun hart op te nemen.

In dit verband is de methode van ‘het opzeggen in eigen woorden’ wellicht goed te gebruiken. Niet als vervanging voor het opzeggen, maar wel als hulpmiddel om hetgeen opgezegd is, ook te kunnen doorzien en te plaatsen in de huidige tijd.

Vorming

Tot nu toe hebben we twee elementen besproken. Kennis hebben van, vertrouwd raken met de belijdenis. Dat dient als basis om hierin inzicht te krijgen. Maar je kunt nog zo goed ergens inzicht in hebben, het kan dan een puur verstandelijk inzicht blijven. Het doel van de catechisatie is ook dat de kennis zo ingeprent wordt, dat het leven van ons daardoor beheerst gaat worden. Wij zijn daarin geen stokken en blokken. Het onderrichten van de jongens en meisjes heeft als doel om mondige leden van de kerk te maken, leesbare brieven. Daar is naast onderricht ook een stuk vorming voor nodig, zover het in de mogelijkheden van de catecheet ligt.

Dit element ligt ook in de persoon van de catecheet zelf. Laat maar zien hoe het belijden van de HERE en zijn werk ook het leven van de catecheet raakt in zijn mens-zijn. Wanneer de catecheet recht uit het hart spreekt, dan merken de catechisanten de echtheid. Het gaat niet over verstandelijke kennis, het gaat over mensen, het gaat over mij!

Bij de vorming hoort het overdragen van het besef dat zowel catechisant als catecheet leven in de kerk van ‘alle tijden en alle plaatsen’. Hierdoor herkennen catecheet en catechisanten elkaar als broeders en zusters in de Here Jezus Christus.

Gods Woord centraal

Het is belangrijk om te blijven nadenken over de wijze waarop wij de catechisatie invullen in de huidige leefwereld van de jongens en de meisjes. We hebben daarbij gelet op de kennis, het inzicht en de vorming.

We willen afsluiten met een gegeven dat niet uit het oog verloren mag worden. In de kerkelijke catechisatie staat niet de catechisant en zijn leefwereld centraal, maar Gods Woord. Dat betekent ‘alzo zegt de HERE’. Het is wel onderwijs, en het Woord heeft zeggingskracht, niet vanuit de catecheet, maar vanuit de Opdrachtgever. En vanuit dat Woord, de leer van de kerk, die wordt beleden in belijdenisgeschriften die geheel en in alle delen dat Goddelijk Woord naspreken.

Gods Woord centraal. Dat betekent ook dat de catecheten het Woord moeten laten spreken. Zij moeten niet op Facebook of Twitter gaan en zich daarmee aanpassen aan de leefomgeving van de jongelui. De jongeren worden niet getrokken door de dienst aan de HERE door gelijk aan hun te worden. Gods Woord en de Geest die met dat Woord in de harten werkt, moet de jongelui trekken tot het openlijk getuigen van Gods naam in deze wereld. Niet de inzet van de catecheet, maar de HERE zelf moet de catechisanten bewegen en aanzetten om in deze wereld pal te staan voor de belijdenis dat Jezus is de Zoon van God (1 Joh. 4 : 15).