Rubriek: Voor de Jongeren
Schrijver: Maarten Dijkstra
Jaargang: 1
Nummer: 23
Datum: 2007-06-13
TerugDe vorige keer zijn we gestopt midden in het tweede onderwerp van verslaving: verslaving in de praktijk. We hebben eerst gezien wat de invloed van de mens, kerk en maatschappij op allerlei vormen van verslaving is. Vervolgens hebben we in het tweede punt gezien hoe verslaving in de praktijk zich voordoet. Hoe je tot een totale verslaving komt. Dat we als mens dan niet meer bekwaam zijn om onze roeping en taak uit te voeren voor de Here. We hebben het over roken en drankgebruik gehad. En we zagen dat in een gezond geestelijk klimaat de middelen hun kans niet krijgen.
We pakken de draad weer op en gaan verder met verslaving aan geld, vermaak en genot...
Verslavingen in de praktijk, vervolg...
Een andere verslaving dan drank, roken en drugs kan geld zijn. Geld is nog niets als je het in de portemonnee hebt, maar het kan dan wel alles worden als we het uitgeven. We moeten erg oppassen dat we geld als middel blijven zien om onze taak te vervullen voor Gods aangezicht en dat we geld niet als doel gaan zien. Ook kun je met geld een ander mens worden dan je echt bent. De begeerte kan er steeds zijn om met het geld op te lossen, wat je altijd als probleem hebt gezien. Ben jij bijvoorbeeld nooit geacht geweest? Dan zorg je er met het geld wel voor. Het geld kan dus de waarde van je persoon verhogen. Het geld maakt dan dat je je anders gaat voelen. Het geeft je als mens een bepaald accent. Hierdoor vallen we op of juist niet. Daarom moeten we oppassen met geld. Het geeft soms troost, maar niet de ware troost. Het geeft geen liefde of gezondheid en bovendien geen geloof of eeuwig leven. Geld heeft alle functies van een god. Daarom kan het grote invloed hebben op ons menszijn.De moderne levenstrein predikt genot
Een andere afgod kan genot zijn. Het probleem van vandaag is dat men genot als doel ziet, naast andere functies binnen het leven. Ik heb de hele week gewerkt, nu kan ik dit weekend even los, even echt genieten. Het gevaar is dan heel sterk dat men speciaal voor genot gaat leven, zoals ik ook in het vorige artikel al heb aangehaald. In de vorige eeuw is er een scheiding gekomen tussen arbeid en genot. Arbeid werd steeds meer gezien als een noodzakelijke last en het genot als een verlichting in de woestijn van het leven. Het werden twee zelfstandige functies binnen het leven. Het werd je plicht én je vermaak, je werk én je ontspanning. Het mag duidelijk zijn, dat alleen het genot belangrijk werd. Daar keek men naar uit. Hierdoor kreeg het genot een heel ander karakter. Het werd een doel. Het werd een ideaal, een afgod die men ging dienen. Genot en vermaak kregen een levensvullende functie. Het deel van het leven dat men aan genot gaf was het enige van het leven dat de moeite waard was. Dit zorgde voor bijzondere drang naar genot en vermaak. Zie hier de raakvlakken met ’t vorige artikel. Het heeft met de hele levensinstelling en houding te maken. De mens wordt slaaf van zijn eigen leven. Hij gaat van prikkel naar prikkel, van het ene genot naar het andere. Door deze zelfstandige functie van genot krijgt de mens er nooit genoeg van. Steeds moet er weer een nieuwere en betere prikkel komen. Want genot en vermaak verouderen zo snel. Genot kan nooit de drang van ons mensen naar prikkels bevredigen. Wat gister nog leuk was is vandaag al saai. De eerste sigaar is het lekkerste, terwijl de tweede al minder lekker is. Het genot en vermaak moet dus steeds extremer en prikkelender worden om haar functie te houden en hier maakt de genotzoekende mens dankbaar gebruik van en gaat er geheel in op. Het is een vicieuze cirkel waarin we terechtkomen als we ons hier niet tegen wapenen en gaan inzien wat het gevaar hiervan is. We moeten weer gaan zien dat ons werk en het genot bij elkaar horen als directe roeping van de Here. In die roeping en taak van Godswege moet onze vreugde, genot en zin liggen. Als we daarom zien dat onze Vader achter alles staat, dan hebben we geld en genot als doel niet meer nodig. Dan hebben we het ene ware levensideaal waarvoor het de moeite waard is om te leven. Namelijk: de taak die de Here ons geeft om te doen.
Om dit weer te beseffen en te volbrengen in het leven, moeten we het thema van dit artikel in gedachten houden én uitvoeren. De vrijmaking moet betekenis hebben voor onze visie op werk en genot, op ons geld, op drinken en roken. Vrijmaking ís toch Reformatie? Ook bij jou? Laat het geen verslaving worden en breek er anders mee. Want dit is een levenshouding en instelling die ons onze christelijke vrijheid ontneemt, zodat we weer slaaf worden van de huidige moderne levensgedachte.
Het zorgt er ook voor dat onze visie op genot en vermaak anders wordt en dat we het verkeerde uitgangspunt ervan zien. Hierdoor kunnen we ons ook beter hier tegen verzetten en wapenen. Zo worden we ook minder gevoelig en vatbaar voor die verkeerde levensinstelling en de gevolgen daarvan.Gods Woord en verslaving.
“Maar mogen we dan niets?” zul je misschien vragen. In de Bijbel staat toch niets over roken en andere dingen? Nee inderdaad niet. Maar we moeten niet vergeten, dat de Bijbel geen handboek is die we kunnen raadplegen voor elk geval waar we tegenaan lopen. Maar we kunnen, mogen en moeten uit de lijn van de Bijbel veel halen om allerlei zaken te beoordelen. Daarover nu meer.
We zijn tot vrijheid geroepen, we zijn dus niet vrij als vanzelf. De roep tot vrijheid in Christus moet tot ons komen en wij moeten aan die roep gehoorzamen. Vrijheid is in dit kader geen erfelijk bezit. Het is een gave die moet worden aanvaard en door het geloof in Christus worden we echt vrij. Maar dat is geen vrijblijvende vrijheid, daar zit een roeping in. Dan zijn er twee manieren om tot vrijheid te komen: de wereldse en de christelijke. De wereldse manier spreekt over vrij-wording. De mens is al iets, wat hij nu ook nog moet worden. Het zit dus al in hem en hij kan het zelf doen. Maar de Bijbel spreekt anders over hoe we tot vrijheid komen. Wij behoren te spreken over
vrij-making. Wij worden vrijgemaakt van iets, van de zonde en het slaaf zijn daarvan. Jezus Christus maakt ons vrij. Er is hier dus geen sprake van dat wij iets doen, maar van wat er met ons gedaan wordt, waardoor wij vrij zijn en dit ook moeten laten zien in het leven. Omdat wij het worden door Christus, legt hij ook een roeping bij ons neer. Leven in dankbaarheid en in vrijheid, omdat Hij ons gered heeft. Dan kan het wel eens zo zijn dat we moeten vasten om Christus’ wil. Dat we iets moeten laten staan, het voor vuilnis moeten achten (Filip. 3:8), omdat het ons van Christus en Zijn verlossingswerk, Zijn herscheppend werk, Zijn weldaden wegvoert. Hij moet bovenaan staan, op Hem moeten we gericht zijn in alles. Vrijheid en liefde tot Hem gaan altijd samen, ze zijn één. Ze kunnen niet zonder elkaar, omdat één van beide anders ontspoort. Vrijheid en liefde in Christus zijn erg kostbaar. Ze zijn noodzakelijk voor iedereen. Het maakt het leven waardevol en geeft het vreugde. De ware vrijheid geeft juist aan ieder wat hem toekomt. Dat is liefde en vrijheid. Niet meer onszelf, maar dienstbaarheid aan de drie-enige God en de naaste. Dát is nu christelijke vrijheid en christelijk leven in tegenstelling tot de slavernij die buiten de kerk heerst, want die is op de mens zelf gericht.De christelijke levenstrein predikt gemeenschap en dienst
We moeten goed zien, dat de vrijheid die we hebben niet zonder doel is. Christus werkt ook niet aan ons zonder doel. Christelijke vrijheid is vrijheid-van. Maar direct ook vrijheid-voor. Vrijheid voor dienst aan God en de naaste. Vrijheid van slavernij en daardoor kunnen we juist de scheppingsgaven goed gebruiken en er echt van genieten. Een veel aangehaalde tekst voor vrijheid en alles mogen, is 1 Cor. 10:23: “alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op.”
Calvijn noemt dit vrijheid in uiterlijke dingen die op zichzelf middelmatig zijn. Hij bedoelt hier het gebruiken van Gods gaven zonder gewetensbezwaar, zoals: dragen van bepaalde kleding, luxe, kunst, eten en drinken en plezier etc. Maar hij dringt er sterk op aan, door het gevaar van verslaving, matig te zijn in deze dingen. Omdat het middelmatige dingen zijn, moeten we ze ook middelmatig gebruiken. Het mag geen doel worden in ons leven. We mogen niet verslaafd raken aan dingen die toegestaan zijn om te gebruiken. Paulus schrijft dat ook: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd maar ik zal mij door niets laten knechten”
1 Cor. 6:12. We mogen alles gebruiken, van dingen die op zichzelf goed zijn, maar ze niet misbruiken. Het gaat hier niet om gebruik van verkeerde dingen, het gaat over het gevaar dat onze vrijheid bedreigd wordt door het gebruik van goede dingen, zoals drank, kleding, genot etc. Wij zijn toch van Christus? Daarin ligt onze ware vrijheid, nu op de aarde al een deel maar het volkomene straks in het eeuwige leven. Dat moeten we nooit vergeten. Daarom moeten we in al het gebruik van goede scheppingsgaven gericht blijven op Christus. We moeten goed zien dat deze vrijheid een gave is, maar ook een ópgave. Het kost strijd, maar dúrven we nog te vechten tegen onze oude mens en haar begeerten? Kunnen we dat nog? Of zijn we al zo gezapig en verslaafd dat we niet meer willen of kunnen vechten voor de echte vrijheid? Ik hoop samen met jullie van niet. We zullen soms moeten vasten, want de verlossing is wel geweest, maar de volmaking moet nog komen. Ons leven moet dat stempel dragen. Waakzaamheid en tucht, bereidheid om onze lusten te verloochenen. Genieten van vrijheid zonder geestelijk gevaar te lopen. Dan kan er ook een tijd komen dat we moeten vasten, Matth 9:15. Een goede vraag om eens over na te denken: is deze tijd van vasten misschien al aangebroken?
We keren weer terug naar het thema van dit artikel. De vrijmaking heeft ook voor het tegenovergestelde van verslaving: de christelijke vrijheid, grote betekenis. We kunnen hierdoor de levenshouding en instelling van de wereld om ons heen begrijpen en zelf positie innemen daartegen. We zullen het sámen anders moeten doen, een andere levenshouding moeten aannemen. We zullen elkáár moeten vasthouden en opscherpen. Sámen vechten en ons leven reformeren naar die ene echte vrijheid toe. Want hoe ver was en is onze vrijheid al richting die verslaving gegroeid? Waren de gevolgen daarvan niet duidelijk te zien om ons heen en vaak ook bij ons? Laten we samen kerk zijn en elkaar als jeugd verder helpen, samen de Bijbel bestuderen op vereniging om in deze vrijheid verder te groeien naar elkaar en naar Christus toe. Dan kunnen we ook nu al echt genieten en vreugde en zegen ontvangen op ons werk en leven. “Mijn leven is dankzij Uw heilswerk, O Here, weer toegewijd aan uw ere”.
We gaan niet mee in de trein van verslaving, waarin onze maatschappij voortraast, maar we laten er een trein naast rijden op een eigen spoor, opdat de wereld ons goed kan zien (antithetisch reizen). Zullen we met ons allen in dié trein van vrijheid stappen en sámen de reis vervolgen, dienstbaar aan de Here God en aan elkáár in ware vrijheid én liefde?