Rom. 8: 1, 2
1 Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.
2 Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods.Geen veroordeling
Als je gelooft mag je weten: ik ben van de vloek en de straf van de wet ontslagen omdat Christus de schuld heeft betaald en de vloek gedragen. Dat deed Hij ook voor mij. Daarom is er geen veroordeling voor wie Christus mag omarmen als zaligmaker.
De toorn van God en Zijn straf die alle gemaakte overtredingen opriepen en oproepen, die toorn is door Christus voor altijd voor de zijnen weggedaan. In hun plaats leed Hij Gods eeuwige toorn. Gods toorn van gekrenkte liefde. Het was absoluut onmogelijk om daaraan ook maar iets van jezelf bij te dragen.
Maar de Here Jezus deed nog meer voor ons als gelovigen. Hij Zelf hield in onze plaats ook Gods goede Wet. Gods wet waarin Gods liefde straalt, beantwoordde Hij met eeuwige wederliefde tot Zijn Vader. Voor ons zondige mensen is het totaal onmogelijk om daar ook maar iets van te volbrengen. Maar Christus was in heel zijn leven op aarde als mens volkomen gehoorzaam aan Zijn God en Vader, tot in de dood.
In het vlees, ja het zwakke menselijke vlees, toonde Christus zich als de Zoon van God, dat Hij zijn Vader waarlijk liefhad. Als God èn mens nam Hij de zonden van onze verbondsverlating op zich, om ons eeuwig met God te verbinden.
Nu Christus zo de vloek van de wet heeft weggenomen, is er geen straf meer, is er geen oordeel over, voor hen die in Christus zijn, wat een bevrijding!
Beseft u goed, wat een rijkdom in dat eerste vers naar ons toekomt?
Het is het vervolg op hoofdstuk 7, waarin Paulus die knellende vraag stelt (vers 24):ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?
Het lichaam dat aan zichzelf overgelaten wordt zal niet anders doen dan eindeloos Gods wet overtreden. Eindeloos verder gaan op de weg van verbondsverlating. Steeds maar in opstand komen met God, de Schepper en Onderhouder van deze wereld. Steeds dieper wegzakkend in het moeras van verbondsbreuk. Zo te blijven in de dood van verbondsbreuk, kan toch alleen maar uitlopen op de eeuwige dood, de eeuwige veroordeling?
Op de vraag van Paulus “wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?”, was door de Here maar één antwoord in het hart en in de mond van Paulus gelegd: “Gode zij dank door Jezus Christus!” (Rom. 7: 25)
Hij heeft ons verlost, ons vrijgemaakt uit de knellende banden van de dood. De dood als het ontbreken van liefdevolle gemeenschap met God de Vader. De dood als uitzichtloze situatie van zinloosheid en eeuwige wroegingpijn.
Iets van die pijn klonk door in die uitroep van Paulus “Ik ellendig mens”. Ellende als onderworpenheid aan de zondemacht, en als gevangenschap van dood en verlatenheid.
Maar Paulus wist tegelijk en antwoord zo: ik ben verlost! Christus heeft het gedaan aan het kruis. Gode zij dank!
Dan is er nog wel strijd. De strijd tussen de resten van het zondige van het vlees, de zondige aard van dit lichaam, die nog in ons is overgebleven, maar de overwinning van die strijd staat vast in Christus. Daarom Gode zij dank!Verwondering
We moeten ervoor oppassen, dat wij het leerstuk van de verlossing in Christus vooral als een dogmatische zaak gaan zien. Als leerstuk van de kerk dat we moeten handhaven, maar dat ons eigenlijk niet zoveel doet. Het is dan een gegeven, maar we worden er eigenlijk niet warm of koud onder. Dat kan en mag nooit! Want hier klopt het hart van het evangelie. Hier hoort u het grote nieuws van de vrijspraak. Dàt komt in dit eerste vers naar ons toe. Géén veroordeling! Gode zij dank! Hoe is het mogelijk, dat wij dat evangelie, die goede boodschap mogen kennen!
Nee, niet als dode regel, die alleen met het verstand onze instemming moet blijven hebben. Het leerstuk dat we zeker wel zullen verdedigen, maar dat ons misschien toch intussen al te bekend is en daardoor te algemeen is geworden; waardoor bij ons de verwondering en de echte blijdschap gaat ontbreken. Zo mag het nooit worden.
Want die verwonderde blijdschap en dankbaarheid, is blijdschap in de Here en dankbaarheid aan de Here. Vanwege kennis van Gods liefde, dat Hij voor ons Zijn enige Zoon gezonden heeft in het vlees. Een kennis die onze éérste liefde moet blijven voeden.
Het betreft hier onze éérste liefde, want zo mochten we toch weer léven voor Gods aangezicht, en zo leven we toch elke dag: uit de vergeving van onze zonden, om niet.
Wij zijn zo zwak in onszelf, dat we alles hadden verspeeld en nog steeds zouden verspelen, als de zondemacht ons in zijn greep zou hebben gehouden. Maar Goddank wij zijn daaruit bevrijd! En dat mogen en moeten we elke dag beseffen en daarvoor de Here steeds weer vol verwondering voor danken. Want dat is het grootste geschenk dat denkbaar is.De wet van de zonde
Vrijgemaakt van de wet van de zonde, staat in vers 2. Dat woord “wet” betekent hier macht. Zoals de wil van iemand ook wel wet genoemd wordt. Zijn wil is wet, zeggen we dan. Nu zo is ook de zonde een regelende en bepalende macht. En die wet die het voor het zeggen had, die macht van de zonde over ons, leidt tot de dood. Tot de eeuwige dood.
Doordat Christus de duivel overwonnen heeft en daarmee de zondemacht, zal zijn Geest nu ook in ons leven ingrijpen. Zijn Geest die machtiger is dan de zondemacht. Het is de wet van de Geest, de macht van de Geest die op basis van het werk van Christus, nu ons in onze levens vrijmaakt van die macht van de zonde. Zodat die zonde niet langer ons als koning overheerst met zijn macht. Zodat de zonde ons niet drijft tot de eeuwige dood. Maar zodat Christus’ Geest ons nu gaat beheersen. Het is de macht van de Geest van Christus, die ons daardoor het eeuwige leven geeft. Dat staat in vers 2.
Wij hebben al vrijspraak in Christus van onze zonden, maar daarbij krijgen nu ook de vernieuwende kracht van de Geest van Christus. Vernieuwend, want de zonde en de dood heersen nu niet langer.
Nee, de zonde is nog niet compleet weg uit ons leven. De Here laat ons nog een strijd over. Maar het is nu niet meer een strijd tussen ons zwakke vlees en de zondemacht. Een strijd die we altijd zouden verliezen omdat we zelf te zwak zijn. Het is de strijd tussen de Geest van Christus en het zondige vlees. Het is een strijd tussen de levendmakende Geest en de dodelijke zondemacht. Maar deze strijd kent in Christus al zijn afloop. Christus zorgt voor de overwinning. Iedereen die Christus in geloof als verlosser aanneemt en zijn Geest laat werken, die mag weten: ik ben al vrij van de macht van de zonde. Ik ben vrij van de slavendienst van de satan. Ik ben vrij van de dienst van het vlees, waarover de satan heerste.
Christus’ overwinnende macht triomfeert waar het geloof, door de Geest gewerkt, Hem aanneemt.