Hand. 4: 33b - 5: 4
33 ... en er was grote genade over hen allen. 34 Want er was ook niet één behoeftig onder hen; want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen; 35 en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte. 36 En Jozef, die van de apostelen de bijnaam Barnabas gekregen had – wat betekent: zoon der vertroosting –, een Leviet, uit Cyprus afkomstig, 37 die eigenaar was van een akker, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten der apostelen.
1 En een zeker man, met name Ananias, met zijn vrouw Saffira, verkocht een eigendom, 2 hield iets van de opbrengst achter, met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde het aan de voeten der apostelen. 3 Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? 4 Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. Vertroostend voorbeeld
De gemeenschap der heiligen waar Gods Geest woont moet een levende en waarachtige gemeenschap zijn. Een hartelijke oprechte gemeenschap. Die gemeenschap moet niet een voorgewende schijnvertoning. In die gemeenschap waar we één zijn van hart en ziel, mag geen bedrog zijn. Geen schone schijn.
Lucas, de schrijver van Handelingen, noemt twee gevallen hoe in de gemeente te Jeruzalem is omgegaan met de geloofshouding dat ze alles gemeenschappelijk hadden.
Eerst noemt hij een leviet, een zekere Jozef, die door de apostelen een andere naam heeft gekregen, namelijk Barnabas. Hij was uit Cyprus afkomstig, en woonde nu te Jeruzalem. Daar had hij een akker. Akkers bij Jeruzalem waren bij de Joden in trek niet alleen vanwege de tempel, maar ook om bij de komst van Messias dicht bij Hem te kunnen wonen.
Maar die akker geeft deze leviet graag op. Hij verkoopt hem en brengt zo het geld voor de voeten van de apostelen. Of hij dat als eerste had gedaan staat er niet. Hij zal ook niet de enige geweest zijn (zie vers 34). Toch wordt Barnabas hier speciaal genoemd, met zijn nieuwe naam die betekent "zoon der vertroosting". Dat zal te maken hebben met het feit dat Barnabas hier een goed voorbeeld heeft gegeven van oprechte liefde. Het is dezelfde Barnabas die later Paulus op zijn zendingsreis zal vergezellen. Een begenadigd gemeentelid die laat zien wat genade uitwerkt. Ter bemoediging en vertroosting van de gemeente.Waarschuwend voorbeeld
Na dit stimulerende en vertroostende voorbeeld van oprechte broederliefde en ruimhartigheid, volgt in hoofdstuk het afschrikwekkend voorbeeld van ònwaarachtige broederliefde en bedrieglijke opofferingsgezindheid.
Ananias en Saffira. Het is een bekend verhaal. Een verschrikkelijke gebeurtenis. In die gebeurtenis zien we dat de Here leugen en schijn doorziet en dat Hij in Zijn heiligheid die niet verdraagt. Zij zijn zo tot een waarschuwend voorbeeld. Voor toen, voor die mooie gemeente te Jeruzalem waar het tot dan toe zo liefelijk en hartelijk toeging, maar ook voor ons.
Ananias en Saffira hadden beide het plan opgevat om ook hun bezitting te verkopen. Daartoe waren ze niet geprest. Dat deden ze vrijwillig. Ze wilden echter niet alles van de opbrengst afdragen t.b.v. de armen. Was dàt zonde? Nee, ze waren niet verplicht alles direct te geven. Het zondige zat hem hierin, dat ze de schijn ophielden dat ze wèl alles afdroegen. Dat ze zich zo beter voor wilden doen dan ze werkelijk waren. Ze waren kennelijk uit op waardering van mensen, en hanteerden daarbij het middel van bedrog. Dat kan de Here niet verdragen. Hij vraagt oprechtheid van het hart ook als het gaat om het geven van stoffelijke zaken. Als het gaat om geld en goed. En vooral als het gaat om de onderlinge omgang binnen de gemeente. Om de gemeenschap der heiligen.
Want leugen, schijn en bedrog verscheurt de kerk. De Here smoort dat in de kiem, door daarover de doodstraf door Petrus uit te laten spreken.
Dat betekent niet persé dat deze twee voor eeuwig verloren zijn. Dat weten we niet. Het betekent wel dat de Here aan zijn Kerk heeft laten zien hoe Hij het hart beoordeelt ook bij zgn. goed doen. Het betekent ook hoe wij geroepen zijn, om ons eigen hart te beoordelen op waarachtigheid in het dienen van de Here met name ook m.b.t. zijn kerk en de gemeenschap der heiligen.Beproeving
Is onze eendracht werkelijk een eenheid van hart en ziel? Of doen we alsof? Geven we werkelijk om elkaar? Of houden we de schijn op? Komen we onze beloften na om elkaar op te zoeken? Geven we werkelijk, wat we beloven en wat we kunnen aan de kerk? Schenken we aandacht aan de nood van de ander? En àls we dat doen, doen we dat dan om voor vroom te worden aangezien? Om een zekere status te krijgen in de kerk? Uit eigen belang? Of doen we het vanuit onze liefde tot God en onze Here Christus?
De dood van Ananias en Saffira heeft schrik gegeven in de kerk te Jeruzalem en schrik in de omgeving van de kerk. Maar het is gebeurd tot behoud van die gemeente. Ook tot òns behoud. Om onoprechtheid en onwaarachtigheid uit onszelf te bannen. Om ons nader tot God te brengen en zo ook nader tot elkaar in een levende hechte en bloeiende gemeenschap der heiligen.
Zeker waar er door recente ontwikkelingen in meerdere gemeenten scheuren zijn getrokken is dit Woord van God nodig om weer te beginnen daar waar we horen te beginnen. Als er uiting wordt gezien van onderlinge liefde en onderlinge gemeenschap, als er daadwerkelijk materiële hulp en geestelijke bijstand is op te merken, dan zullen we dat dankbaar mogen constateren, als genade van God tot onze bemoediging en vertroosting. Maar ook hierin mag groei zijn met Gods hulp en in Zijn kracht. Laten we daarvoor steeds weer naar Hem toegaan.
Juist ook om onze zonden en nalatigheden op dit punt te willen ontdekken en belijden. Bij de genade dat God ons al onze zonden - om Christus' wil - wil vergeven. Ook onze zonden op het gebied van de onderlinge liefde en barmhartigheid. Laten we in geloof schuilen bij Christus, Die onze tekortkomingen in daadwerkelijke belangstelling en hulp aan onze medebroeders en -zusters wil toedekken met Zijn bloed en ze wil vervangen door Zijn volkomen gehoorzaamheid.
Als we dat ootmoedig en oprecht doen, mogen we van Hem ook de kracht ten leven verwachten om steeds meer te doen, wat de eerste gemeente daadwerkelijk mocht doen: zich geven aan elkaar en zo aan haar Here Christus, met woord en daad.
Ook voor ons overwon Christus de zondemacht, die eenheid en gemeenschap wil verwoesten. En ook ons zal Hij op ons gebed door Zijn Geest het leven willen blijven geven. Het nieuwe leven naar Zijn Woord. In de gemeenschap der heiligen. In alle eensgezindheid en opofferingsgezindheid. In alle waarachtigheid en alle blijdschap.
Zodat de kerkelijke gemeenschap mag opbloeien en een lichtend licht zijn in deze wereld.
Tot eer en verheerlijking van God. Geve God Zijn kerk daarvoor alles wat nodig is: geestelijk, lichamelijk, materieel en financieel.