De uitwerking van Christus’ zegen bij Zijn hemelvaart


    Luk. 24: 51-53:
    51 En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde.
    52 En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap,
    53 en zij waren voortdurend in de tempel, lovende God.


    En Hij werd opgenomen in de hemel

In de Herziene Statenvertaling die we hier willen volgen, staat evenals in de Statenvertaling in vers 51 en 52 op basis van andere handschriften meer vermeld, dan in de vertaling van het NBG van 1951 is opgenomen (vet):
    En het geschiedde als Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel. En zij aanbaden Hem en keerden weer naar Jeruzalem met grote blijdschap

De apostelen wisten waar de Here heengegaan was: naar Zijn Vader in de Hemel. Zij hebben Hem zien opvaren als Priester-koning. Koninklijk, maar ook priesterlijk. En ze wisten: dit is ons ten goede. De Here gaat nu Zijn werk voortzetten als Hoofd van Zijn kerk aan de rechterhand van Zijn Vader. Ja, de Here had hen in dit alles onderwezen. Ze wisten nu in het geloof: zó is het goed.
Ze aanbaden Hem: ze hadden nu geen twijfels meer over Wie Hij was en welke weg de Here moest gaan en waar Hij nu was: Hij was opgenomen in de hemel!
Bij Pasen hadden ze nog ernstig getwijfeld, maar de Here had hun ongeloof overwonnen. Veertig dagen lang was Hij hen verschenen en had Hij met hen gesproken (Hand. 1: 3). De Here was nu op de weg van Zijn heerlijkheid verder gegaan. Als hùn Here. Hij liet hen niet zomaar achter, maar met Zijn zegen en met de belofte van de Heilige Geest (Luk. 24: 49; Hand. 1: 4, 5, 8). Zij hadden het begrepen: die goddelijke zegening van de ten hemelvarende Christus was juist voor hen bestemd. Voor hen als uitverkoren kinderen en apostelen van de Here. Zo mochten ze zich gedragen weten door de liefde en de zorg van hun Here en Heiland. Van Hem Die uitermate verhoogd zou worden en voor Wie alle knie zich zou moeten buigen.

    En zij aanbaden Hem

Hem kwam daarvoor de lof en de eer en de aanbidding toe. Dàt hadden ze begrepen, en daarom aanbaden ze nu hun Here als God. Ze wisten dat bij die zegen van de Here ook hoorde de gave van Zijn Geest. Zijn Geest Die de Here als eerste gave, als belangrijkste gave aan zijn Kerk zou schenken. Waarin Hij Zelf weer naar Zijn geliefden zou teugkeren.

Nee, deze apostelen toonden zich niet meer bedroefd, nu ze moesten scheiden van hun Here en Heiland. Want ze wisten dat Zijn zegen zich over hen zou blijven uitbreiden.
Ze wisten dat de Here in de hemel hun Hoofd was en bleef. En dat Hij nu met haast werkte aan Zijn wederkomst. Eerst de wederkomst op Pinksteren met Zijn Geest, maar daarna de wederkomst van Hem als Zoon des mensen, als Rechter en Koning op de jongste dag.
Deze heerlijke zekerheid vervulde hen daarom direct met grote blijdschap.

Zoveel was er op dat moment toch niet te zien van die zegen? Zodra de Here weg was, buiten hun gezichtsveld, en de engelen waren verdwenen, nee, toen was er niets zichtbaars over. En toch wisten ze in geloofsvertrouwen dat zij de gezegenden waren op deze aarde! Dat zij daarom rijk waren. Dat zij in Christus verzekerd waren van Zijn beloften en van eeuwig geluk.
Ook al stond hun nog zoveel moeiten en leed te wachten. Ook dat was hun door Christus steeds voorgehouden. Maar dat vooruitzicht op lijden, kwam niet in mindering op hun blijdschap. Want het hoorde bij de weg, die zij onder de zegen van de Here zouden mogen en moeten gaan. Ze zouden door lijden heen tot verheerlijking mogen komen net als hun Heiland. Als ze zouden mogen volharden, dan zou de zegen hen niet ontgaan! Vandaar hun grote blijdschap.

    Lovende God

Het is opvallend wat die zegen en die grote blijdschap uitwerkten. De apostelen wisten dat ze geroepen waren door Christus. Dat ze Hem nu moesten volgen. Zijn Woord bewaren en gehoorzamen. Daarom gingen ze naar Jeruzalem terug, zoals Christus hen geboden had (Luk. 24: 49). Daar zou hun zendingswerk toch moeten beginnen. Daar zou de Heilige Geest worden uitgestort. Maar eenmaal daar aangekomen, bleven ze zeker niet maar stil afwachten!
We lezen in vers 53:
    En zij waren voortdurend in de tempel, lovende God.


Ze konden hun grote blijdschap niet voor zich houden. Die blijdschap wilden ze nu uiten elke dag. In de lof aan de Here. Hun vreugde had hen zo verrukt, dat ze nu niet bang waren zoals dat direct na de opstanding van de Here wel het geval was. Toen gingen ze nog achter slot en grendel vergaderen (Joh. 20: 19). Maar nu, nu toonden ze in het openbaar hun blijdschap om God te danken. Voor alles wat Hij hen had gegeven in Christus. Voor alle zegeningen die waren voorzegd door Jezus Christus, het Brood uit de hemel, het Water des levens, het Licht van deze wereld.

Christus’ zegeningen zouden zich uitstrekken over heel de wereld. Zo betoonden de apostelen zich al een volk van priesters, die God hun dankoffer brachten, een heilige natie Gode ten eigendom om Gods grote daden te verkondigen (1 Petr. 2: 9). Eerst nog aan de Joden in de tempel, maar straks als gezanten van Christus over heel de wereld ook aan de heidenen.

Wie nu Hemelvaart viert zal mogen weten dat de Here Christus als Koning opvoer naar zijn troon, en dat Hij als Hogepriester met zegenende handen opvoer naar het hemels heiligdom! Die mag weten dat Christus aan de rechter hand van Zijn Vader voortgaat met Zijn werk als Priester-Koning aan de rechterhand van Zijn Vader.

    Met allerlei geestelijke zegen

Ook wij worden daarom opgewekt om onze Heiland te aanbidden en God daarvoor te loven in grote blijdschap. Want ook al verloedert deze wereld en al lijkt de satan vrij spel te hebben in allerlei verbanden, wij mogen weten dat onze Heiland heen werkt naar Zijn wederkomst. Als Hoofd van Zijn Kerk en als Koning van de Wereld. Maar vooral ook als Hogepriester Die pleit voor al de zijnen en ervoor zorgt dat onder Zijn zegen ook bij hen het kwade wordt geweerd of voor hen zal meewerken ten goede.
Hij zal Zijn zegen ook waarmaken door het volle getal te bereiken van heel het nageslacht van Abraham, van de schare die niemand tellen kan. De schare die Zijn naam zal belijden voor de mensen, en Hem zal volgen waar Hij ook gaat.

Hemelvaartsdag is de dag dat de mens van vandaag wel wil genieten van het mooie van de natuur, maar daarbij de Here als zijn Schepper en Verlosser voorbijloopt, vergeet en dus niet verheerlijkt. Maar dat is de Here niet welbehaaglijk. Daarop zal nooit de zegen van de Here kunnen rusten, maar daarover komt eens Zijn vloek, als men zich niet bekeert.
Maar allen die uit genade Hun Heiland mogen kennen en aanbidden, blijven deze troost kennen elke dag van hun leven: dat de Here hen zal zegenen, dat Hij Zijn vriendelijk aangezicht over hen zal lichten en verheffen. Hij zal hen behoeden, hen genadig zijn en hen vrede geven. (Num. 6: 23-27)
Daarbij past ook hun voortdurende lof, prijs en dank vanwege de niet aflatende geestelijke zegeningen uit de hemelse gewesten (Ef. 1: 3):
    Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus.