2 Tim. 3: 12b-17 (HSV),
12b En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden.
13 Maar slechte mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger gaan: zij misleiden en worden misleid.
14 Blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt,
15 en u van jongs af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is.
16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,
17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust. Antithese
De Kerk verkeert juist ook met haar Opleiding tot de Dienst des Woords in de antithese.
Het is de tegenstelling waarin botsen de krachten van het Koninkrijk van God met de krachten van het rijk van de satan. In dat krachtenspel en spanningsveld verkeert de kerk van Christus met het Woord van Christus en met de Opleiding tot de dienst van dat Woord.
Dat wordt in heel de Bijbel aangegeven: het bewaren, handhaven, verkondigen en uitdragen van Gods Woord staan bloot aan bedrog en misleiding. Daarbij staat de Waarheid tegenover de leugen. De Wijsheid van Boven tegenover de dwaasheid van de mensen.
Die tegenstellingen zijn niet alleen maar theoretisch, maar hebben vergaande praktische consequenties. Mensen worden namelijk misleid en gaan van kwaad tot erger (vers 13): ze raken los van de Waarheid en zo van Christus, maar voeren ook anderen af van de Waarheid.
Hoe zien we dit in onze dagen niet gestalte krijgen in de ontkerstening en ontkerkelijking van Nederland! Door de recente Vrijmaking is de kerk nog niet eens 1% meer van de kerken die voorheen trouw waren, maar waarin bedrog en misleiding al duidelijker vormen krijgt.
De genoemde tegenstelling tussen Waarheid en leugen heeft ook gevolgen voor hen die de Waarheid willen volgen en de leugen willen bestrijden. Die krijgen het moeilijk in deze wereld. Paulus stelt tegenover de slechte mensen en bedriegers, hen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, en zegt van hen: zij zullen vervolgd worden (vers 12). De kerk die zich aan de Waarheid wil vasthouden wordt in de engte gedrongen.Kennis van de heilige Schriften
In dat spanningsveld komt de oproep tot Timotheüs van vers 14. Let daarbij op het woordje “echter”, dat in onze vertaling de tegenstelling aangeeft:Blijft gij echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt.
Waar gaat het dan om bij het door Timotheüs genoten onderwijs? Om kennis van de heilige Schriften. Waarom is die kennis zo belangrijk?Omdat die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is.
Paulus wijst Timothëus zo op het enorme belang van Schriftkennis. Wanneer er geloof geschonken wordt, brengt Christus hem en allen die godvruchtig willen leven, juist d.m.v. deze Schriftkennis tot zaligheid.
Zaligheid is de eeuwige heerlijkheid. Schriftkennis en deze zaligheid zijn aan elkaar verbonden door het geloof, dat daarom ook zaligmakend geloof kan worden genoemd.
Timotheüs moet als dienaar van het goddelijke Woord goed onderscheiden welke plaats de kennis van de heilige Schrift heeft in verhouding tot kennis van menselijke ideeën, die daar niet uit voortkomen. De waarheid van de Schrift moet daarom gekend worden. Deze waarheid brengt de Christus, zodat er geloof in Christus gewerkt kan worden. Geloof dat tot zaligheid brengt.
Timotheus moet er ook op letten wie
hem die kennis heeft gegeven. Dat het om betrouwbare mensen gaat, die als betrouwbaar te kennen zijn aan hun vruchten. Ook daar zal hij zijn onderscheidingsvermogen voor moeten gebruiken. Niets zomaar aannemen van anderen, die gebleken zijn onbetrouwbaar te zijn.
Paulus laat zo zien hoe heerlijk de kennis van de Schrift is, en hoezeer die afsteekt tegen alle dwaalleer en menselijke bedenksels die te boek zijn gesteld. Bedenksels die misschien nog wel verwijzen naar de Schrift, maar die niet betrouwbaar zijn en daarom misleidend, ja, uiterst gevaarlijk zijn, omdat ze van de zaligheid afvoeren.Toegerust
In vers 16 en 17 werkt Paulus uit voor Timotheüs en daarmee voor de kerk, hoe de Schrift gebruikt moet worden. Maar eerst wijst hij erop waar het nut van de Schriften vandaan komt: nl. van God Zelf. Hij heeft de Schrift in al haar delen ingegeven. De Schrift is daarmee het goddelijke Woord. En dat geldt voor elk Schriftgedeelte.
Het is God die nu via Zijn Woord wil toerusten een ieder die in Zijn dienst wil staan, elk “mens Gods”. Mens Gods is dienstknecht van God, en betreft in de eerste plaats de bijzondere ambtsdragers, maar ook alle dragers van het ambt aller gelovigen.
Door de van God ingegeven Schriftwoorden krijgen zij de zo nodige toerusting. Om geheel de taak te kunnen vervullen die bij hun ambt hoort: zodat ze tot elk goed werk volkomen toegerust zijn.
Timotheüs wordt zo het nut van de Schriften voorgehouden voor zijn dagelijkse werk als dienaar van het goddelijke Woord. Hij zal met de kennis van deze Schriften namens God het Woord moeten verkondigen, daarin moeten volharden, gelegen of ongelegen (2 Tim. 4: 1, 2). Hij zal zo met de kennis van deze Schriften moeten “weerleggen, bestraffen en vermanen en dat met alle geduld en onderricht”. Dat hoort tot de roeping van elke predikant om zo namens God een ieder te brengen onder het gezag en in de crisis van het Woord. Opleiding
Wat betekent dit alles nu voor de Opleiding tot de Dienst des Woords en de daarbij horende bibliotheek?
Ten eerste, dat het Woord van God ook in de Opleiding steeds verdedigd zal moeten worden tegen alle bedrog en misleiding. Daarbij zal dwaalleer ook in geschriften bestudeerd moeten worden, maar wel zo dat terdege onderscheid wordt aangegeven met het zuivere Woord van God. Het Woord van God zal dienen te beslissen over alle menselijke inbreng. Dat zal moeten leiden tot ontmaskering en bestrijding van dwaalleer.
De betrouwbaarheid van geschriften zal samenhangen met de auteur ervan, maar altijd zal Gods Woord zelf de toetssteen moeten zijn. Dat geldt dus ook voor literatuur van betrouwbaar te achten schrijvers.
Het licht van Gods Woord moet dus altijd helder blijven schijnen, in alle vakken van de Opleiding. Zowel bij de behandeling van theologische denkbeelden, als bij de praktische toepassing van Gods Woord op allerlei levensterreinen.
Ten tweede: daarvoor zal het verkrijgen van feitelijke kennis en het ontwikkelen van inzicht in Gods Woord meer centraal moeten staan en meer aandacht moeten hebben, dan in vele hedendaagse opleidingen het geval is.
Hoe kun je dienaar van het Woord worden zonder voldoende kennis van de Schrift te hebben? Hoe kun je dan Gods wil verstaan voor de terreinen van het leven?
Hoe kun je zonder voldoende kennis Gods Woord op de juiste wijze uitleggen? Immers ook daarbij is de heilige Schrift haar eigen uitlegster, en zal die Schrift gekend moeten worden.
Tenslotte kun je ook alleen bij voldoende kennis van Gods Woord dwaalleer ontmaskeren en verwerpen.
We leven in een tijd waarin gaandeweg ongelofelijk veel theologische boeken zijn geschreven over de Schrift of over onderwerpen die met de Schrift te maken hebben. Heel veel daarvan is onbetrouwbaar en dus misleidend. Gelukkig is er ook nog veel uit het verleden wel betrouwbaar. Om daartussen goed te kunnen onderscheiden is weer veel kennis van de Schrift nodig. Intussen zal nooit de veelheid van boeken het gebruik van het Boek, de Bijbel, mogen verdringen.
Kortom alles in de Opleiding begint bij de Schrift en bij een gelovig gebruik van de Schrift. Daarvoor is naast studie en studiematerialen ook veel gebed nodig om wijsheid en verlichting van het verstand.Beste
Ten derde dringt de Schrift tot heel grondige studie. Alle oppervlakkigheid moet worden gemeden. Heel de Schrift is immers door Gòd ingegeven en is daarom nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid.
Het goddelijke gezag van de Schrift eist niet alleen formele erkenning maar ook daadwerkelijke en eerbiedige toepassing. De theologie zal zich niet boven maar onder de Schrift dienen te stellen. Ze zal zich in alle onderdelen hebben te richten op de diepe inhoud ervan.
De Schrift is voor de Opleiding dus een uiterst rijke goddelijke gave, maar daarmee tegelijk een goddelijke opgave om haar heel zorgvuldig en grondig te gebruiken.
Dat stelt eisen aan de Opleiding zelf. Daarom is het - om een woord van wijlen prof. dr. S. Greijdanus te gebruiken, van Godswege de roeping van de kerken om met betrekking tot de dienst des Woords te zorgen voor de “beste opleiding” (S. Greijdanus: Het meerderheidsrapport van het Curatorium inzake het doctoraat aan de Theol. School te Kampen besproken, Kok Kampen, 1929).
Maar kunnen wij in onze situatie nog wel spreken van de “beste opleiding”? Dat lijkt wel erg aanmatigend als je bedenkt uit hoe weinig docenten en studenten de huidige Opleiding bestaat. Dat lijkt zelfs lachwekkend als je het vergelijkt met bestaande theologische instituten.
Toch zullen ook wij als kerken moeten streven naar de beste opleiding. Dat is ook ònze roeping. De beste opleiding, namelijk naar de maat van Gods Woord en met de mogelijkheden die de Here ons als kerken heeft gelaten. Dat zal in ieder geval een Opleiding zijn die door de kerken zelf wordt verzorgd, waar Gods Woord centraal staat en waar dwaalleer wordt verworpen.
Zo’n opleiding kan daarom niet zonder meer gebruik maken van onderwijs waar de Heilige Schrift niet meer helder wordt nagesproken, en waar de zuivere leer niet meer wordt verdedigd tegen ketterijen en dwalingen (art. 18 KO).
Zo’n opleiding wil dan ook – waar mogelijk - graag gebruik maken van, en de gelegenheid geven tot het doen van studies die de schatten van het Evangelie bloot leggen.
Zo’n opleiding wil ook graag de beschikking hebben over de literatuur om dergelijke studies mogelijk te maken, ook wanneer de beschikbaarheid bij andere bronnen in de toekomst zou verminderen of verdwijnen.
Zo’n opleiding zal grote inzet vragen waar maar weinig inzetbare krachten zijn.
Zo’n opleiding vraagt daarom om voortdurend support en gebed vanuit de kerken.
Moge de synodevergadering van vandaag dienstbaar zijn om voor de kerken de best mogelijke opleiding mogelijk te maken in afhankelijkheid van haar Heer en in dankbaarheid tot Hem.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
* Openingswoord, gesproken op de synodevergadering van 14 april 2012 te Hasselt