De opleiding tot de Dienst des Woords


In het vorige artikel over de geschiedenis van de Afscheiding heb ik een kort verslag gegeven van de synode van 1854. Op die synode kwam er een eind aan de scheuring doordat de heengegane kerken en voorgangers terugkeerden tot het kerkverband van de Afgescheiden kerken. Verder werd de basis voor de kerkelijke eenheid en de verdere vergadering van de kerken gelegd door de oprichting van de Theologische School.

De docenten


Door de besluiten van de synode van 1854 zijn de Afgescheiden kerken een nieuwe periode ingegaan. Hoewel met name in de eerste jaren na de oprichting van de Theologische School er onder de docenten verdeeldheid aan het licht trad, is in de loop van de verdere geschiedenis van de kerken deze School tot grote zegen geweest en een concentratiepunt voor de kerkelijke eenheid.
De opleiding tot de dienst des Woords heeft in de kerken altijd het bijzondere medeleven en de liefde van de kerkleden gehad en dat is nog altijd zo.
Ik heb al de namen genoemd van de broeders die benoemd werden en ik stel hen nu aan u voor in volgorde van hun leeftijd.

Tamme Foppes de Haan 1791 – 1868


Ds.de Haan was al 63 jaar toen hij benoemd werd. Hij was een academisch gevormd man en een echte wetenschapper. Hij heeft aan de universiteiten van Leiden en Groningen naast de theologie ook de oude talen bestudeerd: Hebreeuws, Arabisch en Aramees.
In 1839 (hij was toen 48 jaar en daarmee de oudste van de Afgescheiden predikanten) heeft hij zich bij de Afgescheiden kerken gevoegd. Hij werd al spoedig benoemd tot opleider van de theologische studenten in Groningen. Dat werk heeft hij onder de titel van hoofdonderwijzer 15 jaar uitgeoefend, totdat hij professor werd. Hij was er op gesteld professor genoemd te worden - hij heeft trouwens aan de Groningse universiteit op de nominatie gestaan voor een professoraat.
Hij kreeg de vakken dogmatiek, logica, en verder de talen: Grieks, Hebreeuws, Syrisch, Aramees, Chaldeeuws (spijkerschrift). Dat laat wel zien dat de tijd van een eenvoudige basisopleiding voorbij was - het werd nu echt wetenschappelijk.
Hij heeft tot 1860 in Kampen gedoceerd en ging toen met emeritaat.
Eigenlijk moeten we zeggen: hij werd met emeritaat gestuurd. Hij had namelijk allerlei grieven tegen Brummelkamp ingediend, maar de curatoren hebben hem daarover vermaand.
De synode van 1860 besloot met mooie woorden hem emeritaat te verlenen, omdat hij "vanwege zijn hoge jaren bezwaarlijk zijn werk meer kon verrichten en derhalve uit kracht van zijn veelvuldige diensten aan de kerk bewezen aanspraak heeft op pensioen, ten einde in een onbekrompen toestand zijn laatste dagen te mogen eindigen". De werkelijkheid was dat hij ter wille van de vrede in de kerken werd afgeserveerd.
Niet lang heeft hij van zijn emeritaat kunnen genieten. Hij werd na acht jaar door de Heere van al zijn trouwe arbeid ontheven.

Simon van Velzen 1809 - 1896


Hij werd geboren in Amsterdam in een groot huis aan de Bloemgracht, dat later het kerkgebouw annex pastorie van de Afgescheiden Kerk van Amsterdam zou worden en waar hij dan ook 15 jaren heeft gewoond tot aan zijn vertrek naar Kampen.
In zijn eerste gemeente, Drogeham, heeft hij in 1835 zich na zijn schorsing bij de Afgescheiden kerken gevoegd. In 1839 werd hij predikant in Amsterdam en daar heeft hij 15 jaar gewerkt, tot 1854.
Hij was een man van brede klassieke vorming, van grote geleerdheid, van wetenschap en studie. Als kanselredenaar muntte hij uit. Hij had een bijzonder scherp geheugen, zodat hij gemakkelijk uit het hoofd preekte en nooit, zelfs niet bij een rectorale oratie, van het papier behoefde te lezen.
In het kerkverband van de Afgescheiden kerken had hij een invloedrijke positie. Door zijn trouw aan Schrift en belijdenis en met name aan de kerkorde heeft hij veel voor de kerken betekend.
Hij kreeg de vakken Homiletiek, Ethiek en Kerkgeschiedenis.
28 jaar lang heeft hij aan de Theologische School mogen werken en daardoor grote betekenis gehad voor de kerken door de vorming van zoveel dienaren des Woords en ook door zijn voorlichting aan de kerken.
Hij was als 83-jarige nog aanwezig op de Generale Synode van 1892, waar de vereniging tussen de Afgescheiden en de dolerende kerken tot stand kwam.
In 1896 werd hij op 86-jarige leeftijd na een emeritaat van 12 jaar door de Heere afgelost.

Anthony Brummelkamp 1811 - 1888


Over hem heb ik al veel geschreven. Zoals we zagen was hij min of meer een freelance predikant, omdat hij vanwege zijn financiële welstand geen traktement van zijn gemeenten ontving en ook niet in een gemeente als predikant bevestigd was.
Op de synode van 1854 keerde hij terug in de schoot van de kerken, samen met veel gemeenten die onder zijn leiding in Overijssel en Gelderland in een eigen kerkverband hadden geleefd.
Hij kreeg de vakken Oude Testament, Nieuwe Testament, Symboliek, Liturgie, Kerkrecht - voorwaar geen geringe opdracht!
Ondanks zijn terugkeer tot de Dordtse kerkorde bleef hij in grote trekken dezelfde koers volgen die de Afgescheiden kerken toch de weg van de interkerkelijkheid opstuurde.
Daardoor ontstond er in Kampen onderlinge verdeeldheid onder de docenten, waar verscheidene synodes zich mee bezig moesten houden.
Ook hij ging in 1882 met emeritaat op 71-jarige leeftijd na een professoraat van 28 jaar.
Hij was sinds de oprichting van het weekblad van de Theologische School, DE BAZUIN, als emeritus nog steeds redacteur.
Ook hij heeft maar kort van zijn emeritaat kunnen genieten, want in 1888 mocht hij ingegaan in de rust die er overblijft voor het volk van God.

Helenius de Cock 1824 - 1894


Als zoon van Hendrik de Cock maakte hij op tienjarige leeftijd de Afscheiding van zijn vader mee. Hij was een bijzonder vroegrijpe jongen. Door zijn vader opgeleid heeft hij al op de leeftijd van 18 jaar 'gepreekt' en werd hij al een jaar daarna predikant. Zijn intree preek als negentienjarige had als tekst Jer.1:5-8:
    Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend;
    voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd.
    Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken.
    6 Toen zei ik: Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen.
    7 Maar de HEERE zei tegen mij: Zeg niet: Ik ben nog maar een jongen,
    want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken.
    8   Wees niet bevreesd voor hen, want Ik ben met u om u te redden, spreekt de HEERE.

Bij de oprichting van de Theologische School was hij predikant in Kampen en hij werd benoemd, nadat anderen een benoeming niet hadden aangenomen.
Hij kreeg de vakken Bijbelse Geschiedenis en Inleiding Heilige Schrift. Later, na het aftreden van De Haan in 1860, ook de Dogmatiek, welk vak in 1882 werd overgenomen door de toen benoemde dr. H. Bavinck.
Aan zijn dienst kwam een einde toen hij in 1894, na een ernstige ziekte, op zeventigjarige leeftijd mocht ingaan tot het feest van zijn Heer.
Hij werd opgevolgd door professor Biesterveld.

Petrus Biesterveld 1863 - 1908


Hij bracht zijn jeugd door in het huis van zijn grootouders. Zijn grootvader heeft hem van kindsbeen af in de Schriften onderwezen. Hij moest ‘s zondagsavonds voor de hele gemeente de catechismus opzeggen - een oude gewoonte die in Amsterdam nog lang in gebruik bleef. Omdat hij klein van stuk was moest hij dan bij het opzeggen op een bankje of een stoof gaan staan. Dat bezorgde hem de bijnaam biesje, die hij zelfs als professor nog hield.
Hij was al op twintigjarige leeftijd predikant geworden en was pas 31 jaar toen hij in Kampen aantrad. Hij kreeg als taak het onderwijs in de Ambtelijke Vakken, waaronder de Homiletiek een voorname plaats innam.
Hij had bijzondere kanselgaven. Hij heeft slechts 14 jaar kunnen werken, want hij overleed op 45-jarige leeftijd. Hij heeft veel gepubliceerd over zijn vakgebied, waaronder een standaardwerk over de symboliek (de belijdenisgeschriften). Van hem is de uitspraak dat de Westminster Confession een 'voluit gereformeerde confessie’ is! Al meteen in de eerste tijd hebben de Afgescheiden kerken zusterkerkrelaties onderhouden met presbyteriaanse kerken in het buitenland

Strijd en eenheid


Van het begin af was er een nauwe band tussen de Theologische School en de kerken. In de tijd dat Brummelkamp geprobeerd heeft om een interkerkelijke opleiding in Amsterdam te stichten heeft men uitgesproken: "Dat de kerk een School behoort te hebben, die met uitsluiting van alle anderen, aan haar bestuur onderworpen is, en die alleen personen tot de kerk behorende examineert en bevordert of promoveert". En ook: "het is de plicht, de roeping en het werk van de kerk om toekomstige leraars en zendelingen op te leiden.
Alle synodes hadden dan ook altijd als een vast punt op haar agenda de opleiding tot de dienst des Woords, zoals dat nog altijd het geval is. En het blad DE BAZUIN was dan ook het blad van de Theologische School. Lange tijd had men de gewoonte dat de curatoren het preparatoir examen afnamen (de beroepbaar verklaring) totdat men bij de vereniging in 1892 besloot dat dat allereerst de taak van de kerken zelf is, namelijk op de classis.
De eerste tijd na de opening van de School was een moeilijke tijd. Reeds in de eerste jaren kwam aan het licht dat de wrijving tussen de verschillende richtingen in de kerken ook aan de Theologische School doorwerkte. Daarin waren met name de denkbeelden van Brummelkamp oorzaak van heftige polemieken. In de aanloop naar de synode van Leiden in 1857 verklaarden de curatoren dat de richting van de docent Brummelkamp schadelijke inwerking heeft gehad op sommige studenten.
Deze synode deed ter bevordering van de vrede uitspraken over verschillende opvattingen over allerlei zaken. I
In de kerken keerde door de uitspraken van deze synode langzamerhand het onderlinge vertrouwen weer. Maar in de kring van de Theologische School bleef het nog een tijdlang onrustig. Zo had prof. De Haan geen vertrouwen in Brummelkamp en kon niet gemakkelijk met hem samenwerken. Het verschil van richting verergerde sinds de synode van 1857.
De curatoren waren van oordeel dat er maatregelen moesten worden genomen, omdat de harmonie ver te zoeken was.
Op de synode van Hoogeveen kwam dan ook aan de orde een verzoek van de curatoren om ingrijpende besluiten te nemen. Zij noemden daartoe als mogelijkheid het ontslag van de vier docenten en de benoeming van vier andere leraren in hun plaats of zelfs de opheffing van de School.
Zoals hierboven al gememoreerd heeft de synode getracht door het ontslag van professor De Haan de zaak te sussen. Die vacature werd vervolgens niet vervuld en het werk werd over de drie overgebleven docenten verdeeld.
Van toen af is langzamerhand de vrede weergekeerd, al bleef die ook broos, zoals we in een vorig artikel zagen met betrekking tot de houding van Brummelkamp ten opzichte van de Evangelische Alliantie in 1867. Het is dan ook een wonder van de Heere dat de Theologische School niet alleen door de moeite heen kwam, maar ook tot grote bloei kwam en veel heeft betekend voor de dienst des Woords in de kerken.

In een slot artikel over de Afgescheiden kerken hoop ik later nog wat markante bijzonderheden te vermelden.