Profeten in dienst van God


Na de koningen Rehabeam en Jerobeam komen er nog meer koningen in het tweestammenrijk Juda en in het tienstammenrijk Israël. De koningen dwalen af van de Here en doen dingen die ze zelf graag willen. De Here stuurt profeten om de mensen te waarschuwen. Dit keer zullen we jullie iets vertellen over de profeet Elia.

Droogte


In het tienstammenrijk regeert koning Achab. Hij woont in Samaria. Hij is getrouwd met Izebel die uit een ander land komt. Izebel heeft haar eigen afgod Baäl meegenomen. Achab en Izebel laten het volk de afgod Baäl dienen. De Here God wordt langzamerhand vergeten. En als er nog mensen zijn die de Here willen dienen dan gaan die naar Dan en Berseba, de plekken waar Jerobeam twee tempeltjes heeft gebouwd met beelden van kalveren die God moesten voorstellen. De mensen gaan op hun eigen manier de Here dienen, terwijl de Here het verboden heeft om beelden van Hem te maken. (zie het tweede gebod) Het gaat dus heel slecht in Israël!
Op een dag komt de profeet Elia op het paleis van koning Achab. Hij heeft een boodschap voor de koning. De Here is boos op Achab, daarom zal het niet weer regenen totdat God het weer zal laten regenen. Achab en Izebel geloven niet wat Elia zegt. Ze gaan door met hun eigen mooi leventje en dienen de Baäl. Ze maken zich niet druk om Gods woorden, ze bekeren zich niet. Na een jaar droogte denken ze wél terug aan de woorden van Elia, zal het dan echt waar zijn wat deze profeet zei? En na nog een paar maanden van droogte, wil Achab Elia spreken. Elia heeft voor de droogte gezorgd, hij moet nu ook maar weer voor regen zorgen. Maar Elia is niet te vinden. Achab laat heel veel mensen zoeken, hij stuurt zelfs soldaten maar niemand ziet Elia. De droogte zorgt voor veel schade. Het gras groeit niet meer, dus het vee heeft geen eten, ze gaan dood van de honger. Het water in de putten raakt op dus de mensen en de dieren hebben dorst. Het graan wil niet meer groeien dus er kan geen brood worden gebakken en de mensen hebben honger. Het gaat slecht met Israël en Achab wordt al bozer op Elia. Hij doet al harder zijn best om Elia op te sporen maar niemand kan hem vinden...

Psalm 104


Psalm 104 gaat over de Here die de natuur regeert. Hij zorgt voor regen en droogte. Hieronder zie je vers 3 en 8 staan. Vul de volgende woorden op de goede plek in: waterval, aarde, lied, gaven, dood, bronnen, dieren, bloei, zich, uit, mos, water, Heer, wilt, Geest.
3. Uw .......... zenden beken in het dal,
8. Al wat er in uw grote schepping leeft

zij storten neer als steile .............,
wacht, ....... , op U tot Gij hun voedsel geeft.

verbreden ......... tot rustige rivieren.
Ontsluit G’ uw hand, zij zamelen de ........

Van alle kant verzaamlen zich de ...........
waarmee Gij hen ......... spijzigen en laven.

Zij komen langzaam nader ....... het bos,
Verbergt Gij uw gezicht, hen dreigt de .......,

woudezels stappen op het zachte .......
stof worden zij weer in der ......... schoot.

het .......... tegemoet om er te drinken.
Maar d’ adem van Uw ... brengt hen tot leven:

Vogels doen overal hun .......weerklinken.
het aardrijk wordt een nieuwe ........gegeven.


Voedsel genoeg


Niemand kan Elia vinden omdat de Here hem verstopt heeft. De Here beschermt Zijn knecht en heeft hem naar een veilige plek bij de beek Krith gebracht. Daar bij de beek is genoeg water. Het eten wordt elke dag gebracht door vogels. Zo zorgt de Here voor Elia.
Als de beek bijna droog is stuurt God Elia naar de plaats Sarfath. Daar komt Elia een vrouw tegen. Eli vraagt om water en om brood. De vrouw wil wel water voor hem halen maar brood zal moeilijk gaan. Ze heeft nog maar een klein beetje meel voor een laatste broodje voor haar zelf en haar zoon. Als dat broodje op is zullen ze samen sterven want meer eten is er niet. Elia zegt dat ze voor hem dat broodje moet maken en dat de Here haar dan genoeg zal geven. De vrouw gelooft en doet wat Elia zegt. Ze geeft haar laatste broodje weg aan de profeet. Daarna zorgt de Here er voor dat de olie en de meel niet opraken in de pot. Er is genoeg voor nog meer brood. En de volgende dag weer. De Here doet een groot wonder. Elia blijft bij deze weduwe en haar zoon. (Een weduwe is een vrouw die geen man meer heeft, haar man is gestorven.)
En als op een dag de zoon van deze weduwe ziek wordt en sterft is de vrouw erg verdrietig. Ze heeft nu niemand meer. Ook Elia is verdrietig. Hij draagt de dode jongen naar boven naar een bed en bidt tot de Here. Elia gaat op de jongen liggen en smeekt de Here de jongen weer beter te maken. De Here verhoort het gebed van Zijn knecht en laat de jongen weer ademen, de jongen doet zijn ogen weer open. Elia dankt de Here voor zo’n groot wonder!

Wonderen


In de Bijbel lezen we vaak verhalen over wonderen. Wonderen zijn dingen die normaal niet kunnen. De olie in de fles raakt altijd op, een dode jongen wordt nooit weer levend. Maar de Here kan alles. Hij kan er voor zorgen dat de olie niet opraakt. Hij kan er ook voor zorgen dat iemand weer leeft. Veel mensen geloven niet in de wonderen die in de Bijbel staan. Zij geloven bijvoorbeeld niet dat de Here de aarde in 6 dagen heeft geschapen. Ze zeggen dat dit niet waar kan zijn. Toch moeten wij de Bijbel wel geloven. Want als je gaat twijfelen aan de macht van de Here, geloof je op den duur ook niet meer dat de Here Jezus voor je zonden is gestorven. En als je dit laatste niet meer gelooft is je geloof in God niets meer.

Hieronder zie je in het schema een naam staan. Welk wonder deed de Here bij deze Bijbelse personen? Schrijf het in het schema met een paar woorden. Om je te helpen hebben we er een aanwijzing bijgezet.
Mozes, braamstruik.


Mozes, Schelfzee.


Jozua, zon.


Jozua, Jericho.


Bileam, ezel.


Jona, vis.


Daniel, leeuwenkuil.


Elisabeth, baby.


Jezus, Pasen.


Paulus, slang.