Rubriek: Voor de Jongeren
Schrijver: Maarten Dijkstra
Jaargang: 6
Nummer: 10
Datum: 2012-03-14
TerugIn twee artikelen willen we samen nadenken over de gemeenschap der heiligen. Nadenken over liefde, vertrouwen en wantrouwen binnen de gemeenschap der heiligen. Ook zullen we gaan bekijken hoe het kan komen tot wantrouwen, verdeeldheid en onenigheid binnen het volk van God. We gaan kijken hoe we moeten omgaan met (onderbuik)gevoel, geruchten en het ‘van-horen-zeggen’. Wat we moeten doen met allerlei meningen die rondgaan. Al deze dingen kunnen leiden tot (verkeerde) oordelen en beschuldigingen. Zulke situaties kunnen een ernstige bedreiging vormen voor de gemeenschap der heiligen en de eenheid van de kerk. Als de liefde en het vertrouwen verdwijnen, hoe moet de kerk dan gebouwd worden? Waarin ligt haar toekomst en eenheid dan vast? Wat kunnen wij er zelf aan doen? Laten we samen leren hoe we voor de Here welbehaaglijk kunnen leven in het kerkelijke leven. Dat doen we aan de hand van Jozua 22. Lees je dit hoofdstuk eerst?
Achtergrond
Jozua 22 beschrijft de terugkeer van de Rubenieten, Gadieten en de halve stam Manasse (in het vervolg de overjordaanse stammen) naar hun erfdeel in het gebied ten oosten van de Jordaan. Ze hadden samen met de andere stammen het beloofde land ingenomen. Nu hadden ze hun taak vervuld precies zoals ze beloofd hadden. Daarom mogen ze terugkeren naar hun erfdeel dat Mozes hen had gegeven. Je kunt dat lezen in Numeri 32. Dat is een belangrijk hoofdstuk om Jozua 22 goed te begrijpen. Numeri 32 vertelt dat het volk Israël nog niet in het beloofde land was. Ze waren de Jordaan nog niet overgetrokken. Het hele volk moest de Jordaan door een wonder doortrekken om zo de erfenis in te gaan. Dan komen de overjordaanse stammen met het verzoek om in het gebied ten oosten van de Jordaan te mogen blijven wonen. Ze willen liever niet de Jordaan over, omdat het land aan deze kant zo goed is. Dat wekt de toorn van Mozes op. Hun verzoek betekende een verbreken van de (geestelijke) eenheid van het volk, omdat de erfenis aan de overzijde van de Jordaan lag. Mozes verwijt hen dat ze een geest van moedeloosheid onder het volk teweegbrengen, zoals het ook was in de tijd van de 12 verspieders. Hij ziet er een ongeloofshouding in en een verkeerde moraal. De rest van het volk is bang dat hierdoor de toorn van de Here over het hele volk zal komen. Gelukkig luisteren de overjordaanse stammen naar Mozes’ vermaning. Ze beloven met hun broeders mee te strijden om het beloofde land in te nemen. Ze willen de eenheid niet schaden en meestrijden voor de zaak van de Here. Mozes laat dat vastleggen en hij keurt het dan goed. Hij wijst hun het gebied toe als erfdeel. Jozua 22 begint met de vermelding dat de overjordaanse stammen hun belofte hebben gehouden. Ze hebben de eenheid met het volk niet verbroken en samen met hun broeders voor de zaak van de Here gestreden. Daarom mogen ze nu naar hun erfdeel terug aan de oostkant van de Jordaan. Jozua bindt hen nog op hart “dat gij de HERE, uw God, zoudt liefhebben, in al zijn wegen wandelen, zijn geboden onderhouden, Hem aanhangen, en Hem dienen met geheel uw hart en met geheel uw ziel”, Jozua 22:5.Een altaar gebouwd
Nadat de overjordaanse stammen de zegen en de oproep uit 22:5 van Jozua hebben ontvangen, gaan ze op weg terug naar huis. Maar wat doen ze dan bij de Jordaan? Ze bouwen daar een heel groot altaar. Ze bouwen het aan de wéstelijke kant van de Jordaan in het gebied van de andere stammen in het land Kanaän. En niet aan de kant van en in hun eigen erfdeel. Dat enorme altaar viel dus wel op als je in de buurt kwam. Blijkbaar was dat ook de bedoeling, omdat er duidelijk bij staat dat het groot van afmetingen was. Het moest blijkbaar in het bijzonder opvallen voor de stammen die in Kanaän zelf woonden.Een gerucht vertrouwd
De andere stammen horen dan dat er een altaar gebouwd is. Letterlijk staat er ‘ze horen, zeggend... ’ Ze horen dat er gezegd wordt ‘uw overjordaanse broeders hebben een altaar gebouwd’. Geruchten die rondgaan... Hoe betrouwbaar zijn die? Vaak worden er dingen aan toegevoegd die niet uit de feiten zelf opgemaakt worden. Dat kan omdat men de feiten niet helemaal of helemaal niet kent of overziet. Of men vult in vanuit eigen gevoelens, meningen of wantrouwen. Zo lijkt het ook hier te zijn gegaan, want de geruchten zijn aangedikt of de beschuldiging / het oordeel van de Israëlieten is gevormd door wat zij dénken dat er aan de hand is. Dat blijkt uit de reactie van de overjordaanse stammen op de beschuldigingen, zie 22:23, 26 en 29. Op basis van de geruchten – dus wat zij ménen dat de feiten zijn – stellen de andere stammen dat er sprake is van trouwbreuk en revolutie tegen de Here. Van het verbreken van de geestelijke eenheid van het volk. Net zoals het verwijt van Mozes aan de overjordaanse stammen in Num. 32. Wordt hun mening en beschuldiging gevoed door oud zeer? Door wantrouwen dat er nog is? Geldt hier dat resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst? Op grond van hun kijk op de zaak rukt terstond het hele leger uit om ten strijde te trekken tegen... de ‘vijand’. Vijand? Broeders! Het scheelt niet veel of ze hadden hun eigen broeders als ‘vijanden’ uitgeroeid in Gods naam. Maar gaat dit niet te snel? Mag op grond van geruchten en van meningen die de ronde doen een persoon of een groep veroordeeld worden? De eigen visie moet toch ook getoetst worden aan de feitelijke toedracht? Daarom moet er eerst hoor en wederhoor worden toegepast en vastgesteld worden wat feit en wat fictie is, voordat men tot een oordeel komt.Het deputaatschap ‘kerkelijke eenheid’
Gelukkig zien de stammen die ten strijde wilden trekken tegen de overjordaanse stammen bijtijds in dat het verstandig is om een deputaatschap te sturen naar de overjordaanse stammen. Zij moeten een onderzoek instellen en de Israëlieten op de hoogte brengen. Ze gaan, zeg maar, hoor en wederhoor toepassen. Luisteren naar de beschuldigde partij om te horen wat er is gebeurd en wat hun bedoeling met het altaar was. Door zo met elkaar te spreken kunnen ze de verschillende weergaven van de gebeurtenissen naast elkaar leggen. De geruchten en meningen kunnen aan de feiten getoetst worden door met elkaar te spreken. Daarvoor is echter wel vertrouwen in elkaar nodig. Vertrouwen dat iedereen de waarheid spreekt en de Here in trouw en waarheid wil dienen. Alleen zo kan de (geestelijke) eenheid weer gevonden worden. Eén geest, één vertrouwen. Zo kun je samen bouwen. Toch leek het daar eerst niet op toen het deputaatschap het gesprek opende. Ondanks dat hun intentie goed was – ze wilden aanwijzen wat (in hun ogen) zonde was – was er van vragen en luisteren geen sprake. Ze kwamen direct met hun beschuldiging en veroordeling: ‘jullie plegen trouwbreuk en opstand tegen de Here omdat jullie een eigen afgescheiden eredienst hebben opgericht, los van de officiële dienst te Silo. Daarmee hebben jullie de geestelijke eenheid verbroken.’ Het wantrouwen van de andere stammen is zo bezien niet zo vreemd. Helemaal niet gezien Num. 32, de resultaten uit het verleden. Dat altaar staat er dan toch maar... Was er zo geen bom onder de vrede en de eenheid in de waarheid gelegd? Ja, was het handelen van de overjordaanse stammen eigenlijk niet heel onvoorzichtig?Onvoorzichtigheid
Inderdaad kan het handelen van de overjordaanse stammen onvoorzichtig genoemd worden. Ze hebben de schijn tegen, want het altaar staat er toch. Hadden ze dat niet moeten voorkomen? Ze hadden voorzichtiger kunnen handelen en meer openheid kunnen geven over hun plannen en motieven. Door met de broeders uit Kanaän te delen dat ze een altaar wilden bouwen. Ze hebben er echter niet over gesproken. Dat was ook niet verplicht, maar was wel wijs geweest. Dit gaf aanleiding tot het misverstand dat bijna op een bloedige (kerk)strijd uitliep. Toch hebben ze door hun onvoorzichtigheid wel aanstoot gegeven aan hun broeders. Daarmee is hun handelen op zichzelf genomen niet zondig geweest. Gewone dingen die in zichzelf niet verkeerd zijn kunnen tot aanstoot worden in de kerk. Te denken valt daarbij aan het eten van offervlees (vgl. 1 Cor. 8) en wat Paulus schrijft over aanstoot geven in Rom. 14. Het gaat er om dat we rekening houden met elkaar binnen de gemeenschap der heiligen. We moeten elkaar immers dragen en dienen door de liefde (Rom. 15:1-2; Col. 3:12-14). In het kerkelijk leven kunnen problemen voorkomen worden door met wijsheid en voorzichtigheid op te treden. Als er desondanks toch aanstoot is gegeven en er gekwetste gevoelens, emoties en dergelijke zijn, is het belangrijk dat die bespreekbaar worden gemaakt. Dat de harten worden geopend en gevoelens e.d. worden uitgewisseld. Daarmee kan emotionele verwijdering en vervolgens het (kerkelijk) uit elkaar groeien voorkomen worden. Open kaart (of hart) spelen is belangrijk. Maar dan moet je hierover wel spreken met degene(n) die je aanstoot gaf en niet met ‘Jan en alleman’! Het is dus niet zo dat je jouw gevoelens, geruchten die je hebt gehoord en argwaan maar aan zoveel mogelijk mensen moet vertellen. Het komt er op aan dat we op de juiste manier duidelijk en open zijn. Dat we alles doen wat in ons vermogen ligt om de broeder en zuster te behagen en van harte lief te hebben. Dan weten we wat we aan elkaar hebben. Was dit misverstand onder het volk Israël dan toch het gevolg van onvoorzichtig handelen door de overjordaanse stammen? Nee, niet als het handelen zelf zonder zonde is. Dat moet dan ook vastgesteld worden, evenals de feitelijke toedracht van het conflict. Want in de gemeenschap der heiligen leven we niet bij geruchten, meningen, oordelen en beschuldigingen. Negatieve geruchten en aanstoot moeten we terugwijzen naar de bron. Dat is de weg van Matth. 18.De brommer en de beschuldiging
Deze geschiedenis over het altaar leert ons ook het gevaar van beschuldigingen en onterechte veroordelingen. De Israëlieten komen direct met oordelen en beschuldigingen die niet mis zijn. ‘Er is een altaar gebouwd... dus dan zal het wel...’ en dan volgt de conclusie met het oordeel van ontrouw aan de Here en aan de broeders. De stammen uit Kanaän horen iets en vullen dat direct in en aan met allerlei gegevens die niet uit de feiten zelf komen. Ze gaan met een deel van de feiten, met een halve waarheid aan de haal. Een bekend spreekwoord spreekt: ‘een halve waarheid is een hele leugen’. Dat is iets om eens goed bij stil te staan. Wat een ellende kan zo’n manier van denken en doen opleveren. Stel, jij leent je brommer aan je vriend uit. De volgende morgen zie jij je brommer helemaal in de prak bij de schuur staan. Je bent er boos om en snapt niet waarom je vriend niets tegen je heeft gezegd (onvoorzichtigheid?) Mag je dan je vriend beschuldigen dat hij je brommer kapot heeft gemaakt? Of dat hij er roekeloos mee heeft gereden? Of dat hij door zo met jouw brommer om te gaan de vriendschap heeft verbroken? Mag je hem op grond van deze dingen gaan wantrouwen? Natuurlijk niet. Dat zijn valse beschuldigingen en onterechte veroordelingen van een vriend! Want jij ziet alleen maar een kapotte brommer. Verder niets. Meer weet je ook niet. Je kunt wél dingen er bij gaan dénken of vanuit vroegere (negatieve) ervaringen met hem gaan ínvullen. Maar daarmee is dat nog geen feit of de waarheid in dit geval! Dat is het verschil tussen feit en fictie. Het feit van de kapotte brommer zegt niets over je vriend of wat er daadwerkelijk gebeurd is. Wat jij zelf ziet (of hoort) is nog wat anders dan wat er echt gebeurd is. Dat mag je niet door elkaar heen halen. Want dan werk je met halve waarheden die hele leugens kunnen worden. Hiervan kunnen we leren dat we elkaar moeten vertrouwen, totdat eventueel de echte feiten aantonen – na officieel onderzoek – dat iemand ontrouw is. Daarom is gesprek, hoor en wederhoor zo belangrijk. Laten we elkaar in de gemeenschap der heiligen – waar de gevende liefde woont – in vertrouwen vasthouden en geen ruimte geven aan wantrouwen, want dan hebben we elkaar eigenlijk al losgelaten en functioneert de liefde als vrucht van de Geest (1 Cor. 13; Gal. 5:22) niet meer.
Volgende week gaan we zien hoe deze verwikkelingen rondom het altaar aflopen. Ook zullen we dan nog kijken naar de gemeenschap der heiligen, liefde en vertrouwen. Hoe we voor de Here welbehaaglijk kunnen zijn in onze totale omgang. Tenslotte wil ik jullie vragen eens over onderstaande spreuk – n.a.v. 1 Cor. 13 – na te denken – en toe te passen!
Wie
echt liefheeft
geeft
vertrouwt de ander
helemaal
hoopt van hem / haar
alles
zelfs als de schijn tegen is!