Rubriek: Geloven en belijden
Schrijver: T.L. Bruinius
Jaargang: 1
Nummer: 22
Datum: 2007-06-06
TerugIn DE BAZUIN nr.18 zijn we begonnen te schrijven over ons belijden met betrekking tot de kerk. We hebben gezien dat het woord “kerk” betekent: van de Here. De kerk is de vergadering die het eigendom is van de Here. “Dat maakt ons voorzichtig. Dat leidt er toe dat we nauwkeurig nagaan wat de Here zelf in zijn Woord over de kerk geopenbaard heeft. En daar willen we niet van afwijken. De kerk is geen spelletje. We mogen en kunnen met de kerk niet gemakkelijk omgaan. De kerk is een deel van ons gelóóf.” Zo sloten we dat artikel af.
Vandaag willen we daar verder op in gaan.
Calvijn
Vooral in de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijden we uitvoerig wat de Bijbel leert over de kerk. De opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Guido de Brès, kon voor de opstelling van de belijdenis gebruik maken van het werk van Johannes Calvijn. Guido de Brès heeft onderwijs gehad van leerlingen van Calvijn maar ook van Calvijn zelf. En Calvijn heeft weer mogen bouwen op het werk van een groot aantal voorgangers, o.a. de bekende Augustinus, uit de kerk van de eerste eeuwen. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat dit ook duidelijk zichtbaar is. Er lopen rechte lijnen van de geschriften uit de eerste eeuwen naar de Institutie van Calvijn en naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Met recht spreken we dan ook over het belijden van de kerk van alle eeuwen!
Het werk van Calvijn is dus van grote betekenis geweest voor onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Calvijn heeft de resultaten van zijn studie neergelegd in de “Institutie”. Nog altijd een onovertroffen overzicht van de christelijke geloofsleer. Wat Calvijn in die “Institutie” zegt is vandaag nog even actueel als in 1559. En ook voor ons heel goed leesbaar. Daarom zullen we uitvoerig citeren uit wat Calvijn over de kerk zegt. We gebruiken daarvoor de vertaling van dr. A. Sizoo uit 1931, opnieuw uitgegeven in 1985. Calvijn geeft veel Schriftbewijs. Zijn schrijven is niet altijd eenvoudig te lezen en vraagt wel wat inspanning. Maar dan is het ook de moeite waard.Geloof
“Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk”. Ik gelóóf de kerk. We hebben dat al eerder opgemerkt. De kerk is een geloofszaak. Het is belangrijk om daar goed over na te denken. Wij geloven dat onze God een drieënig God is. Wij geloven dat de HERE Hemel en aarde geschapen heeft. Wij geloven dat de Bijbel het Woord van God is, door de Heilige Geest ingegeven. Wij geloven dat onze Here Christus voor onze zonden heeft geleden en is gestorven aan het kruis. Wij geloven dat wij door Christus’ opstanding zijn bevrijd van de dood en delen zullen in het eeuwige leven. Wij geloven dat we opgenomen zijn in het Verbond en alle weldaden van dat Verbond mogen genieten.
Nu, zo gelóven we ook de kerk. We geloven, zo spreken we uit in de Heidelbergse Catechismus, Zondag 21, antw. 54:”Dat de Zoon van God uit het hele menselijke geslacht Zich een gemeente, die tot het eeuwige leven uitverkoren is, van het begin van de wereld tot aan het einde vergadert, beschermt en onderhoudt. Hij doet dit door zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof.”
De kerk is een onlosmakelijk deel van ons geloof. Van het geloof in het vaste en betrouwbare Woord van onze God. Alle eeuwen door, en nog nooit zo sterk als in onze tijd, is geprobeerd om de kerk los te maken van het geloof. Om de helderheid van Gods Woord op het punt van de kerk te verdoezelen en om te vormen tot iets algemeens, iets vaags, iets wat moeilijk of helemaal niet concreet aan te wijzen is. Zeggen dat je zeker weet dat je lid bent van de kerk van Christus, dat je gelooft dat “jouw” kerk de kerk is waar Christus de zijnen roept? Andere gemeenschappen bestempelen als “valse”, onwettige kerken? Dat kan toch niet? Dat wordt afgestraft als hoogmoedig en arrogant. En ook nog eens als eng en dom. Er is één geloof, natuurlijk, daar kunnen we niet omheen, maar dat geloof vertaalt zich in veel kleuren en in veel verschillende kerken. Zo krijgen we steeds maar weer te horen. De ene keer luid en duidelijk. De andere keer verpakt in uitvoerige theorieën. We zijn helaas niet één kerk, maar we zijn wel één in het geloof, Maar mensen beléven dat geloof verschillend en voelen zich soms beter thuis in een andere kerk ..... Zo luidt de boodschap. De giftige boodschap. Want het klinkt altijd goed en aantrekkelijk en verstandig en het wordt altijd aangeboden in prachtige cadeauverpakking.Leugen
Maar zien we wat er werkelijk gebeurt? Eén geloof, maar verschillende kerken? Dan kan de conclusie niet anders zijn, dan dat de kerk dus geen geloofszaak zou zijn. Maar dat is innerlijk tegenstrijdig. Dan zou het negende artikel van de Apostolische Geloofsbelijdenis niet juist zijn. Dan zou Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus herzien moeten worden. Dan zou er in de artikelen 27, 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis nogal wat moeten worden geschrapt. “Ik geloof één kerk....” Nee, dat uit te spreken wordt dan een leugen.
Die leugen probeert voordurend vaste voet te krijgen in de kerk. Vanaf de Vrijmaking hebben we daar voortdurend tegen moeten strijden. Al heel snel, in de jaren vijftig, rond de zgn. “Bos-acties”. In de jaren zestig, toen het ging over de “Open Brief”. In de jaren tachtig, toen het GPV en het Gereformeerd Gezinsblad op de helling gingen. En we hebben met verdriet moeten constateren dat deze leugen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt door velen niet meer herkend wordt en in officieel kerkelijk beleid zelfs wordt aangehangen en uitgedragen. En het spreken over “kerkkeuze” en “anders-kerkelijken” e.d. heeft brede ingang gevonden en vindt gedachteloos plaats.
Ja, we zijn er ook zo gevoelig voor. Want “kerkelijke eenheid” is zo aantrekkelijk. En de duivel zet zijn aanval voortdurend in op de zwakste plekken. Daar moeten we voortdurend op bedacht zijn. En onszelf daartegen wapenen, met Gods hulp.”Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid ...” (Ef. 6:14)
Lid
De kerk is een zaak van geloof. Van persoonlijk geloof. In het laatste deel van antw. 54 getuigen we:” En ik geloof dat ik van deze gemeente een levend lid ben en eeuwig zal blijven.”
Toen we in het openbaar belijdenis van ons geloof deden stemden we met dit getuigenis in. Als er een doopsbediening plaats vindt, en als we het Heilig Avondmaal vieren, herhalen we het. Door lid te zijn en te blijven van de kerk, door ons op zondag te laten roepen tot de woordbediening, bevestigen we het. Ik ben een levend lid van Christus’ kerk. Ik geloof dat Hij mij hier roept. Ik geloof dat allen die zeggen dat ze geloven hier ook horen te komen. Ik geloof dat leden van andere kerkgenootschappen ongehoorzaam zijn aan de roepstem van Christus.
Dàt is “ik gelóóf een heilige, algemene, christelijke kerk”.Nooit
Het zal duidelijk zijn dat we over de kerk dan ook met de nodige voorzichtigheid moeten spreken. We moeten er voor waken niet te snel ondoordachte uitspraken te doen. We horen nog wel eens uitspraken als: Heb ik me daarvoor vrijgemaakt? Dan had ik net zo goed vrijgemaakt kunnen blijven! Of: Als dit of dat gebeurt, dan moet ik er toch eens ernstig over denken of ik nog wel lid van deze kerk kan blijven! Zulke uitspraken worden gedaan in teleurstelling en boosheid. En het gaat dan bijna altijd over woorden en daden van broeders en zusters. Misschien begrijpelijk. Maar wel verkeerd. Want we gelóven immers de kerk? We kwamen immers niet uit onszelf? We lieten ons toch roepen en trekken door de Here? Met de kerk kunnen we niet spelen en niet dreigen. Want dan spelen we met ons geloof. De kerk kun je zomaar niet verlaten. Ten diepste kunnen we de kerk nóóit verlaten.
Daarover laten we nu eerst Calvijn aan het woord:Als tekenen, waardoor de kerk kan worden gekend, hebben wij de prediking van het Woord en de onderhouding der sacramenten gesteld. Want deze twee kunnen nergens zijn, zonder dat ze vrucht dragen en door Gods zegen voorspoedig gemaakt worden. Ik zeg niet, dat overal, waar het Woord gepredikt wordt, terstond vrucht ontstaat, maar ik zeg, dat het nergens ontvangen wordt en een vaste zetel heeft, tenzij om zijn krachtige werking te tonen. Hoe het ook zij, waar de prediking van het evangelie met eerbied wordt gehoord en de sacramenten niet veronachtzaamd worden, daar vertoont zich voor die tijd een geenszins bedriegelijke noch twijfelachtige gedaante der kerk; welker gezag te verachten, vermaningen te verwerpen, raadslagen te weerstreven of kastijdingen te bespotten aan niemand ongestraft vrij staat; veel minder van haar af te wijken en haar eenheid te verbreken. Want de Here hecht aan de gemeenschap zijner kerk zo grote waarde, dat Hij hem voor een overloper en verlater van de godsdienst houdt, die zich van elke Christelijke vergadering, welke de ware bediening des Woords en der sacramenten onderhoudt, hardnekkig vervreemdt. Hij prijst haar gezag zozeer aan, dat Hij, wanneer dat geschonden wordt, het er voor houdt, dat zijn eigen gezag verminderd is. Immers het is van niet geringe betekenis, dat de kerk genoemd wordt de pilaar en vastigheid der waarheid, en het huis Gods (1 Tim.3:15). Met deze woorden geeft Paulus te kennen, dat de kerk, opdat de waarheid Gods niet verloren ga op de wereld, haar getrouwe bewaakster is, omdat God door de dienst en de werkzaamheid der kerk de zuivere prediking van zijn Woord heeft willen bewaren en zich ons een huisvader heeft willen betonen, doordat Hij ons met geestelijke spijzen voedt en zorgt voor alles wat nuttig is tot onze zaligheid. Het is ook geen gewone lof, dat van haar gezegd wordt, dat ze door Christus verkoren en afgezonderd is tot Bruid, om te zijn zonder vlek of rimpel, zijn lichaam en vervulling (Ef.1:23) (Ef.5:27). Daaruit volgt, dat uit de kerk weggaan betekent verloochening van God en Christus; daarom moeten wij ons des te meer hoeden voor zulk een misdadige scheiding; want doordat we, voorzover wij kunnen, de ondergang beramen van Gods waarheid, zijn wij waardig, dat Hij met het ganse geweld zijns toorns bliksemt om ons te verpletteren. En er kan geen vreselijker misdaad bedacht worden, dan met heiligschennende trouweloosheid het huwelijk te schenden, dat de eniggeboren Zoon Gods zich verwaardigd heeft met ons aan te gaan. (Inst.Boek IV-I, §10)
Niet lichtvaardig
Zien we nu hoe ernstig de zaak van de kerk is? Calvijn toont aan dat niemand zich van de kerk van de Here mag losmaken. Niet, zo lang er de kenmerken van de kerk gezien worden. Uit de kerk weggaan betekent onder het gezag van God weggaan. Ten diepste verloochening van God en Christus. Verbondsbreuk. Ongeloof.
Ja, maar ...... Ik word oneerlijk behandeld. De sfeer is hier slecht. De kerkenraad luistert niet naar mij. Er wordt naar mij niet omgezien. Ze jágen mij er zo wel uit.
Nee, geen “maar”. Want dat zijn allemaal menselijke redenen. Het gaat over zonden. Zonden van mensen. Maar die zonden van mensen maken niet dat de kerk geen kerk van de Here meer zou zijn. Ze maken niet dat we de kerk de rug mogen toekeren.Wat wij zeggen, dat de zuivere bediening des Woords en het zuivere gebruik in de bediening der sacramenten een pand en kenteken is, dat wij die gemeenschap, waarin beide aanwezig zijn, veilig als een ware kerk kunnen aanvaarden, daarvan gaat de betekenis zo ver, dat die kerk nooit verworpen mag worden, zolang ze daarbij blijft, ook al is ze overigens vol van fouten.(Inst.Boek IV-I,§12
Als de kenmerken van de kerk aanwezig zijn, dan is er niets dat een reden kan zijn om te breken met de kerk. De kerk kan vol fouten zijn, fouten van mensen, maar die bepalen de kerk niet. De kerk is van de Here. Daarom mogen we alleen letten op de kenmerken van de kerk die de Here ons geopenbaard heeft.
Calvijn acht het zelfs mogelijk dat er in de kerk over kleine zaken van de leer, of over zaken die ons onduidelijk lijken, verschillen zijn in de kerk, zonder dat het wezen van de kerk daardoor wordt aangetast. Zonder dat we daarin een reden hebben om de kerk te verlaten.De apostel zegt (Fil.3:15): "Zovelen als wij volmaakt zijn, laat ons hetzelfde gevoelen; indien gij iets anderszins gevoelt, ook dat zal u God openbaren." Geeft hij niet voldoende te kennen, dat verschil van mening over zulke niet zo noodzakelijke zaken, geen oorzaak van scheiding behoort te zijn onder Christenen? Het is in de eerste plaats wel zaak, dat wij in alles eensgezind zijn; maar aangezien er niemand is, die niet door enige nevel van onwetendheid omhuld is, moeten wij of geen kerk overlaten, of het misverstand vergeven in die zaken, in welke men, zonder de hoofdsom der religie te schenden en zonder verlies der zaligheid, onwetend mag zijn. Maar mijn bedoeling is hierbij niet zelfs maar de allergeringste dwalingen in bescherming te nemen, alsof ik meende, dat die vriendelijk en oogluikend mogen begunstigd worden; maar ik bedoel, dat we niet lichtvaardig, om het een of ander klein verschil, de kerk moeten verlaten, wanneer slechts in haar die gezonde leer ongeschonden gehouden wordt, waarop de Godzaligheid onaangetast berust, en wanneer het door de Here ingesteld gebruik der sacramenten bewaard wordt. Wanneer wij intussen ons best doen te verbeteren, wat ons mishaagt, dan handelen we daarin naar onze plicht. Hierop heeft betrekking wat Paulus zegt (1 Cor.14:30): "Indien een ander, die er zit, iets geopenbaard is, dat de eerste zwijge." Daaruit blijkt, dat het bevorderen van de algemene stichting aan ieder lid der kerk opgedragen is, naar de mate zijner gave, mits betamelijk en ordelijk, dat is, dat wij niet of de gemeenschap der kerk verlaten, of, wanneer we in haar blijven, de vrede en de welgeregelde tucht verstoren.(Inst.Boek IV-I,§12
Niet lichtvaardig de kerk verlaten. Ja, nóóit de kerk lichtvaardig verlaten. Niet om kleinigheden. Niet om menselijke zonden en gebreken. Nooit breken met de kerk omdat ze me niet zien staan. Omdat ik nooit op tal kom. Omdat ik vind dat ze me onrechtvaardig behandelen. Omdat ik het niet eens ben met de financiering van het kerkgebouw. Omdat ..... We kunnen het zelf wel verder invullen.
De kerk van de Here verlaten, lichtvaardig verlaten, is zonde en verbondsbreuk. Want de kerk is van de Here.
In volgende artikelen hopen we eerst in te gaan op dopers denken over de kerk, over een heilige gemeente zijn, en over de vraag hoe het zit wanneer dan wel met de kerk op een plaats gebroken wordt.